Морган Райс - Een Heerschappij Van Koninginnen стр 2.

Шрифт
Фон

Ze gleden door, maar nu veel langzamer, en ze kwamen tot stilstand op een smal plateau vlakbij de voet van de berg. Thor keek naar beneden en zag dat hij tot zijn knieën in water stond.

Thor keek verbijsterd op. Hij zag de bevroren muur van modder die midden in de lucht hing, alsof die op ieder moment naar beneden kon vallen, vooralsnog tegengehouden door zijn bel van licht. Hij was stomverbaasd dat hij dat had gedaan.

“Leven we nog?” riep O’Connor.

Thor zag Reece, O’Connor, Conven, Matus, Elden en Indra overeind krabbelen. Ze hadden kneuzingen en blauwe plekken, maar ze leefden nog, en geen van hen was ernstig gewond. Ze wreven over hun gezichten, die bedekt waren met zwart zand. Ze zagen eruit alsof ze door een mijn waren gekropen. Thor kon zien hoe dankbaar ze waren dat ze kon leefden, en hij kon in hun ogen zien dat ze dat aan hem te danken hadden.

Thor draaide zich om en keek op naar de top van de berg, en kon nog maar aan één ding denken: zijn zoon.

“Hoe komen we weer naar—” begon Matus.

Maar voor hij zijn zin kon afmaken, voelde Thor ineens hoe iets zich rond zijn enkels vouwde. Hij keek verschrikt naar beneden en zag een dik, slijmerig, gespierd wezen dat rond zijn enkels en schenen omhoog kroop. Het was een lang, paling-achtig wezen, met twee kleine koppen en lange tongen. Het keek naar hem op en vouwde zijn tentakels om hem heen. Zijn huid brandde rond Thors benen.

Thors reflexen namen het over. Hij trok zijn zwaard en begon op het wezen in te hakken. De anderen, die ook werden aangevallen, volgden zijn voorbeeld. Thor probeerde voorzichtig te zijn zodat hij niet zijn eigen benen zou afhakken, en terwijl hij er eentje wist af te snijden, kwam het lichaam los en zakte de afschuwelijke pijn in zijn enkel. De paling gleed sissend terug het water in.

O’Connor morrelde met zijn boog. Hij vuurde op de palingen maar miste. Elden schreeuwde het uit terwijl hij door drie palingen tegelijk werd aangevallen.

Thor stormde naar voren en sneed een paling van O’Connors been af, terwijl Indra naar voren stapte en naar Elden schreeuwde: “Niet bewegen!”

Ze spande haar boog en vuurde drie pijlen achter elkaar af. Ze doodde de palingen met drie perfecte schoten, en schampte net Eldens huid.

Hij keek geschokt naar haar op.

“Ben je gestoord?” schreeuwde hij uit. “Ik had mijn been wel kunnen verliezen!”

Indra glimlachte naar hem.

“Maar je hebt hem nog, of niet?” antwoordde ze.

Thor hoorde meer gespetter, en zag nog tientallen palingen uit het water omhoog komen. Hij besefte dat ze hier vandaan moesten komen.

Thor voelde zich compleet uitgeput door het gebruiken van zijn krachten, en hij wist dat er niet veel meer in hem zat; hij was nog niet sterk genoeg, wist hij, om constant van zijn krachten gebruik te maken. Toch moest hij ze nog één keer aanspreken. Zou hij dat niet doen, dan zouden ze hier nooit uitkomen. Ze zouden sterven in deze plas vol palingen, en zijn zoon zou geen schijn van kans maken. Het zou al zijn kracht kosten, hij zou dagen lang zwak zijn, maar het kon hem niet schelen. Hij dacht aan Guwayne, die was overgeleverd aan de genade van die wilden, en hij wist dat hij alles zou doen.

Terwijl een andere groep palingen op hen af begon te glibberen, sloot Thor zijn ogen. Hij hief zijn handen.

“Uit naam van de enige ware God,” zei Thor hardop, “ik beveel de hemel om te splijten! Ik beveel de wolken om ons op te tillen!”

Thor sprak de woorden in een diepe, duistere stem, niet langer bang om de Druïde die hij was te omarmen. Hij voelde zijn woorden vibreren in zijn borst, in de lucht. Hij voelde een enorme hitte in zijn borst, en wist ineens zeker dat er gehoor aan zou worden gegeven.

Er volgde een luid gedonder, en Thor zag dat de lucht begon te veranderen. Het kleurde donker paars, en de wolken begonnen te wervelen. Er verscheen een rond gat, een opening in de hemel, en ineens schoot er een vuurrood licht naar beneden, gevolgd door een wolk in de vorm van een trechter, die recht op hen af kwam.

Binnen enkele momenten werden door en de anderen meegesleurd in een tornado. Thor voelde het vocht van de zachte wolken om zich heen wervelen, voelde hoe hij in het licht werd gehuld, en hoe hij de lucht in werd getild. Hij voelde zich lichter dan ooit tevoren. Hij voelde zich één met het universum.

Thor voelde hoe hij hoger en hoger rees, langs de berghelling, langs de modder, langs zijn bel, helemaal naar de top van de berg. Binnen enkele momenten had de wolk hen naar de top van de vulkaan gebracht en hen zachtjes laten landen. Toen verdampte hij, net zo snel als dat hij was verschenen.

Thor stond daar met zijn broeders, en ze keken hem volslagen verbijsterd aan, alsof hij een god was.

Maar Thor dacht niet aan hen; hij draaide zich om en bestudeerde het plateau. Hij dacht maar aan één ding: de drie wilden die voor hem stonden. En het kleine wiegje, zwevend boven de rand van de vulkaan.

Thor gaf een schreeuw en stormde naar voren. De eerste wilde draaide zich verschrikt naar hem om. Thor aarzelde geen seconde en onthoofdde hem.

De andere twee draaiden zich angstig naar hem om. Thor stak de één in het hart, haalde uit en stompte de ander met de achterkant van zijn zwaard in zijn gezicht, waardoor hij gillend over de rand van de vulkaan viel.

Thor draaide zich om en griste snel het wiegje weg voor het kon vallen. Hij keek naar beneden, zijn hart bonzend van dankbaarheid dat hij hem op tijd had opgevangen, klaar om Guwayne eruit te tillen.

Maar terwijl Thor in het wiegje keek, viel zijn wereld uiteen.

Het was leeg.

Alles om hem heen bevroor. Hij stond daar, verdoofd.

Hij keek naar beneden en zag de vlammen hoog rijzen. En hij wist dat zijn zoon dood was.

“NEE!” schreeuwde Thor.

Thor liet zich op zijn knieën vallen en schreeuwde. Het was de primordiale schreeuw van een man die alles had verloren dat hij nog had.

“GUWAYNE!”

HOOFDSTUK TWEE

Hoog boven het eiland dat midden in zee lag vloog een eenzame draak, een kleine draak, nog niet helemaal volgroeid. Zijn schreeuw was schril en doordringend, een voorbode van de draak die hij op een dag zou worden. Hij vloog triomfantelijk door de lucht, en zijn kleine schubben leken te pulseren, alsof hij met de minuut groter werd. In zijn klauwen dat hij iets waardevols, het meest waardevolle dat hij in zijn korte leven had gevoeld.

De draak voelde de warmte tussen zijn klauwen en keek naar beneden om te controleren of alles goed was met zijn waardevolle bezit. Hij hoorde het huilen, hij voelde het wriggelen, en was gerustgesteld om te zien dat de baby in orde was.

Guwayne, had de man geroepen.

De draak hoorde zijn schreeuw nog door de bergen galmen. Hij was dolblij dat hij de baby op tijd had weten te redden, voor die mannen hem met hun dolken hadden kunnen doden. Hij had Guwayne op het laatste moment uit hun handen weten te grissen. Hij had zijn taak goed volbracht.

De draak vloog hoger en hoger, de wolken in, allang uit het zicht van de mensen onder hem. Hij vloog door de mist over het eiland heen, over de vulkanen en bergen, steeds verder weg.

Al snel vloog hij over de oceaan en liet hij het eiland achter zich. Voor hem strekten de zee en de lucht zich eindeloos uit. Er zou de komende miljoen kilometer niets zijn om de eentonigheid te verbreken.

De draak wist precies waar hij heen ging. Hij zou dit kind, waarvan hij al meer hield dan hij kon zeggen, ergens heen brengen.

Naar een heel speciale plek.

HOOFDSTUK DRIE

Volusia stond over Romulus heen gebogen en keek tevreden neer op zijn levenloze lichaam. Zijn warme bloed gutste over haar voeten heen, over haar tenen. Ze zwolg in het gevoel. Ze kon zich niet herinneren hoeveel mannen ze, ondanks haar jonge leeftijd, al had gedood. Ze onderschatten haar altijd, en ze vond niets heerlijker dan hen laten zien hoe wreed ze kon zijn.

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора