Reece wierp een blik over zijn schouder en zag het leger van Faws aan de horizon. Ze hadden geen keus.
“Jij kunt eerst gaan,” zei Centra tegen Reece.
Reece schudde zijn hoofd.
“Ik ga als laatste,” antwoordde hij. “Voor het geval dat we het niet allemaal op tijd redden. Ga jij eerst. Jij hebt ons hierheen gebracht.”
Centra knikte.
“Dat hoef je me geen twee keer te vragen,” zei hij met een nerveuze glimlach.
Centra greep de liaan stevig vast en zette zich met een schreeuw af. Hij zwaaide snel over het water heen en tilde zijn voeten op om de bijtende wezens te ontwijken. Toen landde hij aan de overkant.
Hij had het gehaald.
Centra ging glimlachend staan; hij greep de liaan, en zwaaide hem terug over de rivier.
Elden greep hem vast en hield hem omhoog voor Indra.
“Dames eerst,” zei hij.
Ze trok een grijns.
“Ik heb geen verwennerij nodig,” zei ze. “Jij bent groot. Misschien breekt hij wel. Ga jij maar, dan hebben we dat achter de rug. Val er niet in—of deze dame moet je redden.”
Elden keek beteuterd terwijl hij de liaan vastpakte.
“Ik wilde alleen maar helpen,” zei hij.
Elden zette zich met een schreeuw af, zeilde door de lucht, en kwam aan de overkant naast Centra terecht.
Hij zwaaide het touw terug, en O’Connor ging, gevolgd door Serna, en toen Indra, en toen Conven.
Alleen Reece en Krog moesten nog.
“Nou, ik geloof dat alleen wij tweeën nog over zijn,” zei Krog tegen Reece. “Ga. Red jezelf,” zei Krog, die nerveus een blik over zijn schouder wierp. “De Faws zijn te dichtbij. Er is niet genoeg tijd om het allebei te halen.”
Reece schudde zijn hoofd.
“Niemand blijft achter,” zei hij. “Als jij niet gaat, ga ik ook niet.”
Ze bleven allebei koppig staan, en Krog werd steeds nerveuzer. Hij schudde zijn hoofd.
“Je bent een idioot. Waarom geef je zoveel om me? Ik zou niet eens half zoveel om jou geven.”
“Ik ben nu de leider, en dat maakt jou mijn verantwoordelijkheid,” antwoordde Reece. “Jij bent niet belangrijk voor me. Eer wel. En mijn eer verbiedt het me om iemand achter te laten.”
Ze draaiden zich nerveus om terwijl de eerste Faws hen bereikten. Reece en Krog haalden uit met hun zwaarden en doodden hen.
“We gaan samen!” riep Reece uit.
Zonder nog een seconde te verspillen, greep Reece Krog vast. Hij drapeerde hem over zijn schouder, pakte het touw en schreeuwend zetten ze zich af, een seconde voordat de Faws de kust bestormden.
Ze zeilden door de lucht naar de andere kant.
“Help!” schreeuwde Krog.
Krog begon van Reece’ schouder af te glijden, en hij greep de liaan vast; maar die was inmiddels zeiknat van het kolkende water, en Krog kreeg geen houvast. Reece strekte zijn hand uit om hem te grijpen, maar het gebeurde allemaal te snel: Reece’ hart sloeg een slag over terwijl hij noodgedwongen Krog het kolkende water in zag vallen.
Reece landde op de andere oever en rolde over de grond. Hij rolde overeind en wilde weer terug naar het water rennen—maar voor hij kon reageren, brak Conven los van de groep. Hij stormde naar voren en dook voorover in het razende water.
Reece en de anderen keken ademloos toe. Was Conven echt zo dapper, vroeg Reece zich af? Of suïcidaal?
Conven zwom onbevreesd door de hevige stroming. Op de één of andere manier slaagde hij erin om Krog te bereiken zonder door de wezens gebeten te worden, en hij greep hem vast. Hij legde zijn arm om zijn schouder heen en begon tegen de stroming in te zwemmen, terug naar de kust.
Plotseling schreeuwde Krog het uit.
“MIJN BEEN!”
Krog kronkelde van de pijn terwijl een Fouren zich vastbeet in zijn been. Zijn glimmende gele schubben waren zichtbaar. Conven bleef doorzwemmen tot hij de kust bereikte en Reece en de anderen hen uit het water trokken. Op dat moment sprong er een school Fourens uit het water omhoog, en Reece en de anderen sloegen ze weg.
Krog sloeg wild om zich heen en toen Reece naar beneden keek zag hij dat de Fouren zich nog steeds in zijn been vast beet; Indra trok haar dolk, bukte zich en zette het mes in Krogs dijbeen. Hij krijste het uit terwijl ze het beest uit zijn been pulkte. Het flopte op de kust, en sprong toen terug het water in.
“Ik haat je!” schreeuwde Krog naar haar.
“Goed,” antwoordde Indra, onaangedaan.
Reece keek vol bewondering naar Conven, die drijfnat voor hem stond. Conven staarde hem uitdrukkingsloos aan, en Reece zag ineens dat een Fouren zich in zijn arm had vastgebeten. Reece kon niet geloven hoe kalm Conven was. Hij reikte naar het beest, trok hem eruit en gooide hem terug het water in.
“Deed dat geen pijn?” vroeg Reece verward.
Conven haalde zijn schouders op.
Reece maakte zich meer zorgen dan ooit om Conven; hoewel hij zijn moed bewonderde, kon hij zijn roekeloosheid niet bevatten. Hij was in een school met dodelijke wezens gedoken, zonder er ook maar een seconde over na te denken.
Aan de andere kant van de rivier staarden honderden razende Faws hen aan.
“Eindelijk,” zei O’Connor, “we zijn veilig.”
Centra schudde zijn hoofd.
“Voor nu. Maar die Faws zijn slim. Ze kennen de rivierkrommingen. Ze zullen een omweg nemen en een andere plek vinden om de rivier over te steken. Het zal niet lang meer duren voor ze aan onze kant zijn. We hebben weinig tijd. We moeten hier weg.”
Ze volgden Centra terwijl hij door de moddervelden sprintte, langs exploderende geisers, en zijn weg vond door het exotische landschap.
Ze renden en renden tot ze eindelijk door de mist heen braken en Reece tot zijn grote opluchting de rotswand van het Ravijn voor zich zag opdoemen. Het eeuwenoude gesteente glinsterde in het zonlicht. Hij keek omhoog, en de rotswand leek onmogelijk hoog. Hij had geen idee hoe ze ooit weer omhoog moesten komen.
Reece en de anderen staarden beducht naar boven. De rotswand leek nu nog imposanter dan toen ze waren afgedaald. Reece keek naar de anderen, zag hun gehavende toestand en vroeg zich af hoe ze hier in vredesnaam weg moesten komen. Ze waren allemaal compleet uitgeput, gewond en afgemat van het vechten. Hun handen en voeten waren geschaafd. Hoe konden ze ooit naar boven klimmen, als de afdaling al alles van hen had gevergd?
“Ik kan niet meer,” zei Krog met een schorre stem.
Reece voelde hetzelfde, maar hij zei niets.
Ze waren in een hoek gedreven. Ze waren de Faws te slim af geweest, maar het zou niet lang meer duren. Ze zouden hen spoedig vinden, en ze waren zwaar in de minderheid. Ze zouden gedood worden. Al hun harde werk voor niets.
Reece wilde hier niet sterven. Niet op deze plek. Als hij dan moest sterven, dan wilde hij daarboven sterven, op eigen grond, en met Selese aan zijn zijde. Als hij nu nog maar één kans had om te ontsnappen.
Reece hoorde een afschuwelijk geluid, en toen hij zich omdraaide zag hij de Faws, die misschien nog honderd meter van hen verwijderd waren. Er waren er duizenden, en ze kwamen snel dichterbij.
Ze trokken hun wapens.
“We kunnen geen kant meer op,” zei Centra.
“Dan vechten we tot de dood!” riep Reece uit.
“Reece!” klonk een stem.
Reece keek omhoog, en terwijl de mist optrok, verscheen er een gezicht. Even dacht hij dat hij een geest had gezien. Hij kon het niet geloven. Daar was de vrouw waar hij net aan had gedacht.
Selese.
Wat deed ze hier? Hoe was ze hier terecht gekomen? En wie was die andere vrouw bij haar? Ze zag eruit als de koninklijke genezeres, Illepra.
Ze hingen aan de klif, een lang en dik touw rond hun middels en handen gebonden. Het touw leek makkelijk vast te pakken, en ze daalden snel af. Selese reikte naar achteren en gooide de rest van het touw naar beneden. Het viel een goede dertien meter door de lucht, als een ladder uit de hemel, en belandde voor Reece’ voeten op de grond.
Het was de uitweg.
Ze aarzelden geen seconde. Ze renden op het touw af, en binnen enkele momenten waren ze aan het klimmen, zo snel als ze konden. Reece liet de rest eerst gaan. Hij ging als laatste. Hij trok het touw met zich mee omhoog, zodat de Faws hen niet achterna konden komen.