Luanda rende voor haar leven terwijl ze de mannen op zich af voelde komen. Ze rende langs de levenloze lichamen van de mannen van het Rijk, verbrand door de adem van de draken. Sommigen smeulden nog na. Achter haar kwam het geluid van de roffelende paardenhoeven steeds dichterbij. Ze wierp een blik over haar schouder en zag dat de mannen hun speren hoog hadden geheven. Ze wist dat Romulus haar deze keer dood wilde hebben. Ze wist dat die speren binnen enkele seconden haar rug zouden doorboren.
Luanda keek weer voor zich en zag het vasteland van de Ring op nog maar enkele meters afstand liggen. Als ze het maar kon halen. Nog maar drie meter. Als ze nu maar de grens over kon, dan zou misschien, heel misschien, het Schild weer hersteld worden.
De mannen denderden op haar af terwijl ze haar laatste stappen zette. Het geluid van de paardenhoeven was oorverdovend, en ze rook het zweet van de paarden en de mannen. Ze zette zich schrap, en verwachtte elk moment een speer in haar rug te krijgen. Ze waren slechts enkele meters weg. Maar zij ook.
In een laatste wanhopige poging nam Luanda een duik. Ze klapte hard tegen de grond. Vanuit haar ooghoek zag ze een speer door de lucht zeilen, die recht op haar afkwam.
Maar zodra Luanda over de lijn was en op het vasteland van de Ring landde, werd het Schild achter haar ineens weer geactiveerd. De speer, die nog slechts centimeters van haar was verwijderd, desintegreerde midden in de lucht. En daarachter begonnen de soldaten op de brug te schreeuwen terwijl ze in vlammen opgingen.
Binnen enkele seconden was er niets meer van hen over, behalve hoopjes as.
Aan de overkant stond Romulus. Hij schreeuwde. Het was een schreeuw van wanhoop. De schreeuw van iemand die verslagen was. Ze was hem te slim af geweest.
Luanda lag hijgend op de grond, in shock. Ze draaide haar hoofd en kuste de grond. Toen gooide ze haar hoofd achterover en begon te lachen.
Ze had het gehaald. Ze was veilig.
HOOFDSTUK ZES
Thorgrin stond op de open plek tegenover Andronicus, omgeven door beide legers. Andronicus torende in al zijn glorie boven Thor uit, een enorme strijdbijl in zijn ene hand, een zwaard in de andere. Terwijl Thor tegenover hem stond, dwong hij zichzelf om langzaam en diep adem te halen, om zijn emoties onder controle te houden. Thor moest zijn hoofd erbij houden, hij moest zich concentreren terwijl hij tegen deze man vocht, op dezelfde manier zoals hij bij iedere andere vijand zou doen. Hij vertelde zichzelf dat hij het niet tegen zijn vader opnam, maar tegen zijn grootste vijand. De man die Gwendolyn kwaad had gedaan; de man die al zijn landgenoten had laten lijden; de man die hem gehersenspoeld had. De man die het verdiende te sterven.
Nu Rafi dood was en alle ondoden zich weer onder de aarde bevonden, was er geen reden meer om hun laatste confrontatie uit te stellen. Het was het gevecht dat het lot van de oorlog zou bepalen. Thor zou hem niet weg laten komen, niet deze keer, en Andronicus leek eindelijk bereid om het tegen zijn zoon op te nemen.
“Thornicus, je bent mijn zoon,” zei Andronicus in zijn lage stem. “Ik wil je geen pijn doen.”
“Maar ik jou wel,” antwoordde Thor. Hij weigerde om toe te geven aan Andronicus’ mind games.
“Thornicus, mijn zoon,” herhaalde Andronicus terwijl Thor een stap naar voren deed, “ik wil je niet doden. Leg je wapens neer en sluit je bij me aan. Sluit je bij me aan zoals je eerst deed. Je bent mijn zoon. Je bent niet hun zoon. Mijn bloed stroomt door jouw aderen; niet dat van hen. Mijn thuisland is jouw thuisland; de Ring is niets meer dan een tijdelijke plek voor je. Je behoort bij mijn mensen. Deze mensen betekenen niets voor je. Kom naar huis. Kom terug naar het Rijk. Laat me de vader zijn die altijd al wilde. En wordt de zoon die ik altijd al wilde hebben.
Ik zal niet tegen je vechten,” zei Andronicus, en hij liet zijn strijdbijl zakken.
Thor had genoeg gehoord. Hij moest nu in actie komen, voor dit monster hem van gedachten zou doen veranderen.
Thor gaf een schreeuw en viel aan. Hij hief zijn zwaard hoog en bracht het met beide handen neer naar Andronicus’ hoofd.
Andronicus staarde hem verrast aan, en op het laatste moment greep hij zijn strijdbijl van de grond en blokkeerde hij Thors aanval.
De vonken vlogen van Thors zwaard terwijl hun wapens zich in elkaar haakten en ze kreunden van inspanning terwijl Andronicus Thors aanval tegenhield.
“Thornicus,” gromde Andronicus, “je hebt een grote kracht in je. Maar het is mijn kracht. Ik heb je dit gegeven. Mijn bloed stroomt door jouw aderen. Stop deze waanzin, en sluit je bij me aan!”
Andronicus duwde Thor van zich af, en Thor struikelde naar achteren.
“Nooit!” schreeuwde Thor uitdagend. “Ik zal nooit bij je terugkomen. Je bent geen vader voor me. Je bent een vreemdeling. Je verdiend het niet om mijn vader te zijn!”
Thorgrin viel weer aan, en bracht schreeuwend zijn zwaard op hem neer. Andronicus blokkeerde zijn aanval, en Thor, die dat al had verwacht, draaide snel rond en haalde in dezelfde beweging uit naar Andronicus’ arm.
Andronicus schreeuwde het uit terwijl het bloed uit de wond spoot. Hij struikelde naar achteren en keek Thor vol ongeloof aan. Hij raakte zijn wond aan en bekeek het bloed op zijn hand.
“Je wil me doden,” zei Andronicus, alsof hij het zich voor het eerst besefte. “Na alles wat ik voor je heb gedaan.”
“Dat wil ik zeker,” zei Thorgrin.
Andronicus bekeek hem aandachtig, alsof hij een nieuw persoon bekeek, en de teleurstelling in zijn ogen veranderde in woede.
“Dan ben je geen zoon van mij!” schreeuwde hij. “De Grote Andronicus stelt niet twee keer dezelfde vraag!”
Andronicus gooide zijn zwaard op de grond, hief met beide handen zijn strijdbijl, en viel Thor met een luide strijdkreet aan. Eindelijk was de strijd begonnen.
Thor hief zijn zwaard om de aanval te blokkeren, maar hij kwam met zo’n ongelofelijke kracht op hem af, dat Thors zwaard in tweeën brak.
Thor improviseerde en dook snel uit de weg; de strijdbijl miste hem op een centimeter na, zo dichtbij dat hij de wind zijn schouder voelde aaien. Zijn vader had een ongelofelijke kracht, groter dan hij ooit had meegemaakt, en Thor wist dat het niet gemakkelijk zou worden. Zijn vader was ook nog eens heel snel—een dodelijke combinatie. En nu had Thor geen wapen meer.
Andronicus haalde zonder te aarzelen weer uit, deze keer zijlings, met de bedoeling om Thor door tweeën te hakken.
Thor gebruikte zijn innerlijke kracht om zich af te zetten en sprong de lucht in, hoog boven Andronicus’ hoofd, en maakte een salto. Hij kwam achter Andronicus terecht en landde op zijn voeten. Hij reikte naar beneden, griste zijn vaders zwaard van de grond, draaide om zijn as en haalde uit naar Andronicus’ rug.
Maar tot Thors verassing was Andronicus daarop voorbereid. Hij draaide rond en blokkeerde de aanval. Thor voelde de impact van metaal tegen metaal door zijn lichaam gaan. Andronicus’ zwaard hield het in ieder geval; het was sterker dan dat van hem. Het was vreemd om zijn vaders zwaard vast te houden—zeker nu hij tegen hem vocht.
Thor haalde weer uit van opzij en mikte op Andronicus’ schouder. Andronicus blokkeerde en haalde uit naar Thor.
Zo ging het over en weer. Thor dreef Andronicus naar achteren, waarna Andronicus op zijn beurt Thor terug dreef. De vonken spatten er vanaf. Hun wapens glommen in het zonlicht en het gekletter van metaal tegen metaal galmde over het slagveld. Beide legers keken toe alsof ze aan de grond genageld stonden. De twee krijgers dreven elkaar over de open plek, en geen van hen had de overhand.
Thor hief zijn zwaard om weer uit te halen, maar deze keer verraste Andronicus hem door naar voren te stappen en hem een trap tegen zijn borst te geven. Thor vloog naar achteren en kwam op zijn rug terecht.