Lacey ging terug naar de hoofdslaapkamer en liet zich op het hemelbed zakken. Het was de eerste keer dat ze echt de kans had om over de duizelingwekkende dag na te denken en ze was bijna in shock. Die morgen was ze nog een vrouw geweest die veertien jaar getrouwd was. Nu was ze single. Ze was in New York City een drukke carrièrevrouw geweest. Nu zat ze in een cottage op een klif in Engeland. Wat opwindend! Wat spánnend! Ze had in haar hele leven nog nooit zoiets stoutmoedigs gedaan, en tjonge wat voelde het goed!
De waterleidingen knalden luid en Lacey slaakte een gilletje. Maar even later barstte ze in lachen uit.
Ze ging achterover op het bed liggen en staarde omhoog naar de stoffen overkapping boven haar, luisterend naar het geluid van de golven die tegen de rotsen beukten. Het geluid bracht een plotselinge jeugdfantasie terug die ze vergeten was, over bij de zee wonen. Wat grappig dat ze die droom helemaal vergeten was. Als ze niet naar Wilfordshire was teruggekeerd, zou hij dan in haar hoofd begraven zijn gebleven, om nooit meer herinnerd te worden? Ze vroeg zich af welke andere herinneringen naar boven zouden kunnen komen terwijl ze hier was. Misschien zou ze, nadat ze morgen wakker was geworden, de stad een beetje gaan verkennen en kijken welke aanwijzingen er nog meer waren.
HOOFDSTUK DRIE
Lacey werd wakker door een vreemd geluid.
Ze ging rechtop zitten, even in de war door de onbekende kamer, die alleen door een smalle bundel daglicht werd verlicht die door een kier in de gordijnen naar binnen kwam. Het duurde een tel voordat haar hersenen omschakelden en ze zich herinnerde dat ze niet meer in haar appartement in New York City was, maar in een stenen cottage op de kliffen van Wilfordshire, in Engeland.
Het geluid was er weer. Dit keer was het niet het gebonk van de waterleidingen, maar iets heel anders, iets wat klonk alsof het van een dier afkomstig was.
Lacey keek met vermoeide ogen op haar mobiele telefoon en zag dat het vijf uur in de ochtend lokale tijd was. Met een zucht sleepte ze haar vermoeide lichaam uit bed. De effecten van de jetlag waren meteen duidelijk door de zwaarte van haar ledematen toen ze op blote voeten naar de balkondeuren liep en de gordijnen opendeed. Daar was de rand van de kliffen, en de zee die zich tot de horizon uitstrekte totdat het water een heldere, wolkeloze hemel ontmoette die net blauw begon te worden. Ze zag geen dierlijke dader op het gazon aan de voorzijde, en toen het geluid weer begon, kon Lacey het naar de achterkant van het huis volgen.
Lacey wikkelde zich in de badjas die ze op het laatste moment op het vliegveld had gekocht en liep op een drafje de krakende trap af om te kijken wat het was. Ze ging regelrecht naar de achterkant van het huis, de keuken in waar de grote glazen ramen en dubbele deuren haar een onbelemmerd uitzicht op het gazon gaven. En daar ontdekte Lacey de oorsprong van het geluid.
Er stond een hele kudde schapen in de tuin.
Lacey knipperde met haar ogen. Er stonden er minstens vijftien! Twintig. Misschien wel meer!
Ze wreef in haar ogen, maar toen ze ze weer opendeed, stonden alle pluizige beesten er nog, ze stonden op haar grasveld te grazen. Toen hief er eentje haar kop op.
Lacey keek het schaap aan en ze hadden even een staarwedstrijd, tot het schaap eindelijk haar kop achterover kantelde en een lang, luid, treurig geblaat uitte.
Lacey barste in gegiechel uit. Ze kon geen perfectere manier bedenken om haar nieuwe leven ‘ND’ te beginnen. Plotseling voelde het hier in Wilfordshire minder aan als een vakantie en meer als een intentieverklaring, het terugwinnen van haar oude zelf, of misschien een geheel nieuwe zelf, een zelf die ze nog niet ontmoet had. Wat het gevoel ook was, het liet bubbels in haar buik barsten alsof iemand haar met champagne had gevuld (of misschien was dat de jetlag; wat haar inwendige klok betrof, had ze haar lichaam royaal laten uitslapen). Hoe dan ook, Lacey kon niet wachten om aan haar dag te beginnen.
Lacey was vervuld met een plotseling enthousiasme voor avontuur. De vorige dag was ze met de gebruikelijke verkeersgeluiden in New York City wakker geworden; vandaag met het geluid van onophoudelijk geblaat. De vorige dag had ze schoon wasgoed en schoonmaakmiddelen geroken. Vandaag rook ze stof en zeelucht. Ze had de oude vertrouwelijkheid van haar leven vaarwel gezegd. Als een alleenstaande vrouw lag opeens de hele wereld aan haar voeten. Ze wilde verkennen! Ontdekken! Leren! Plotseling werd ze met een enthousiasme voor het leven vervuld dat ze niet meer had gevoeld sinds... nou ja, sinds haar vader was vertrokken.
Lacey schudde haar hoofd. Ze wilde niet aan verdrietige dingen denken. Ze was vastbesloten om dit nieuw ontdekte gevoel van vreugde niet te laten verdwijnen. In elk geval niet vandaag. Vandaag zou ze dat gevoel vastpakken en niet meer loslaten. Vandaag was ze vríj.
Lacey probeerde haar gedachten van haar rommelende maag af te leiden en probeerde in het grote bad te douchen. Ze gebruikte het vreemde slangachtige hulpstuk dat met de kranen was verbonden om zichzelf af te spoelen, zoals je dat met een modderige hond zou doen. Het water veranderde in een oogwenk van warm naar ijskoud en de waterleidingen deden de hele tijd alleen maar kláng-kláng-kláng. Maar de zachtheid van het water in vergelijking met het harde water dat ze in New York City gewend was, was het equivalent van een dure vocht inbrengende balsem over haar hele lichaam en Lacey genoot ervan, zelfs toen een plotselinge uitbarsting van kou haar tanden liet klapperen.
Zodra al het vuil van het vliegveld en de stadsvervuiling van haar huid verdwenen waren – haar huid was letterlijk glanzend – droogde ze zich af en trok de kleren aan die ze op het vliegveld had gekocht. Er hing een grote spiegel op de binnendeur van de Narnia-kast, die Lacey gebruikte om haar uiterlijk te beoordelen. En het was níét mooi.
Lacey trok een grimas. Ze had de kleren bij een winkel voor strandkleding op het vliegveld gekocht en ze had gedacht dat vrijetijdskleding het meest geschikt was voor haar vakantie aan zee. Maar hoewel haar bedoeling ‘casual strandkleding’ was geweest, zag dit samenraapsel er meer uit alsof het van de kringloopwinkel kwam. De beige broek zat een beetje te strak, het witte mousseline shirt slobberde om haar lichaam en de dunne bootschoenen waren zelfs nog minder geschikt voor de straatkeien dan haar hakken waren geweest! Het investeren in fatsoenlijke kleding zou vandaag haar hoogste prioriteit moeten hebben.
Lacey’s maag rammelde.
Tweede prioriteit, dacht ze, en ze klopte op haar buik.
Ze liep naar beneden. Het water droop van haar natte haar langs haar rug. Ze liep de keuken in en keek uit het raam. Er stonden nog maar een paar achterblijvers van de kudde schapen in de tuin. Lacey keek in de kasten en de koelkast, en zag dat beide leeg waren. Het was nog te vroeg om het stadje in te gaan om een versgebakken ontbijt bij de patisserie in de hoofdstraat te halen. Ze zou wat tijd moeten doden.
‘Wat tijd doden!’ riep Lacey hardop, en haar stem was vervuld van vreugde.
Wanneer was de laatste keer geweest dat ze tijd had gehad om te doden? Wanneer had ze zichzelf ooit de vrijheid gegeven om tijd te verspillen? David was altijd zo gedisciplineerd geweest met het beetje vrije tijd die ze hadden. Sportschool. Brunch. Familieverplichtingen. Ergens wat drinken. Elk ‘vrij’ moment was volgepland. Lacey had een plotselinge openbaring: alleen al het plánnen van vrije tijd ontkrachtte de vrijheid ervan! Door David toe te staan om te plannen en te dicteren wat ze met hun tijd deden, had ze zichzelf eigenlijk een dwangbuis van sociale verplichtingen aangetrokken. Het moment van helderheid trof haar in een bijna boeddhistisch moment van inzicht.