Морган Райс - Een Lied Voor Wezen стр 8.

Шрифт
Фон

“Welke vrouw?” vroeg Sebastian.

De man keek hem echter niet meer aan. Het zag er eerder uit alsof hij weer half in slaap viel. Sebastian greep hem vast en hield hem overeind terwijl hij hem wakker schudde.

“Welke vrouw?” herhaalde hij.

“Er was iets… een roodharige vrouw, op een wagen.”

“Dat is haar!” zei Sebastian, die overspoeld werd door opwinding. “Was dit een paar dagen geleden?”

De dronkaard nam zijn tijd om na te denken. “Ik weet niet. Zou kunnen. Welke dag is het?”

Sebastian negeerde dat. Het was voldoende dat hij het aanknopingspunt had gevonden dat Sophia voor hem had achtergelaten. “Die vrouw… dat is Sophia. Waar ging ze heen? Wat was haar boodschap?”

Hij schudde de dronkaard weer door elkaar toen hij weer leek af te dwalen, en Sebastian moest toegeven dat dat deels uit frustratie was. Hij moest weten wat voor boodschap Sophia bij deze man had achtergelaten.

Waarom hij? Was er niemand anders geweest bij wie Sophia een boodschap had kunnen achterlaten? Terwijl hij keek naar de man die hij overeind hield, wist Sebastian het antwoord op die vraag: ze was er zeker van geweest dat Sebastian hem zou tegenkomen, want ze had geraden dat hij nergens heen zou gaan. Hij was de beste manier geweest om een boodschap over te brengen.

Wat betekende dat ze wilde dat hij haar volgde. Ze wilde dat hij in staat was om haar te vinden. Alleen die gedachte al was genoeg om Sebastians hart te doen opzwellen van vreugde, want het betekende dat Sophia misschien bereid was om hem te vergeven. Ze zou hem geen manier bieden om haar te volgen als ze niet geloofde dat ze nog samen konden zijn, nietwaar?

“Wat was de boodschap?” herhaalde Sebastian.

“Ze gaf me geld,” zei de man. “Ze dat ik moest zeggen dat… verdomme, ik weet dat ik het onthouden heb…”

“Denk,” zei Sebastian. “Het is belangrijk.”

“Ze zei dat ik je moest vertellen dat ze naar Barriston is gegaan!” zei de dronkaard triomfantelijk. “Zei dat ik moest zeggen dat ik het met mijn eigen ogen gezien had.”

“Barriston?” vroeg Sebastian, terwijl hij naar de wegwijzer keek. “Je weet het zeker?”

De stad leek geen plek waar Sophia iets te zoeken had, maar misschien was dat het punt ook wel, aangezien ze op de vlucht was. Het was een provinciaal stadje, niet zo groot of dichtbevolkt als Ashton, maar het had wel wat rijkdom dankzij de handschoenen industrie. Misschien was het wel een goede plek voor Sophia om heen te gaan.

De man knikte, en dat was genoeg voor Sebastian. Als Sophia een boodschap voor hem had achtergelaten, dan deed het er niet toe wie ze had gekozen om die boodschap af te leveren. Wat ertoe deed was dat hij haar boodschap ontvangen had, en dat hij wist welke kant hij op moest. Om de man bij de kruising te bedanken, wierp Sebastian hem een munt uit zijn buideltje toe, en klom toen haastig weer in het zadel.

Hij stuurde zijn paard richting het westen en spoorde het aan in de richting van Barriston. Het zou tijd kosten om er te komen, maar hij zou zo snel mogelijk rijden. Hij zou haar daar vinden, of misschien kon hij haar onderweg wel inhalen. Hoe dan ook, hij zou haar vinden, en ze zouden weer samen zijn.

“Ik kom eraan, Sophia,” beloofde hij. Hij denderde door het landschap van de Ridings.

Nu hij wist dat ze gevonden wilde worden, zou hij alles doen om haar in te halen.

HOOFDSTUK VIJF

Weduwe Koningin Mary van het Huis van Flamberg stond midden in haar tuin. Ze bracht een witte roos naar haar neus en snoof de delicate geur op. Ze was er in de afgelopen jaren goed in geworden om haar ongeduld te verbergen, en als het op haar oudste zoon aankwam, was ongeduld een emotie die ze veel te vaak voelde.

“Wat is dit voor roos?” vroeg ze aan een van de hoveniers.

“Een soort die door een van onze onvrije hoveniers is gekweekt,” zei de man. “Ze noemt haar de Heldere Ster.”

“Feliciteer haar ermee, en zeg haar dat ze vanaf nu bekend zal staan als de Ster van de Weduwe,” zei de koningin. Het was zowel een compliment als een herinnering voor de tuinier aan het feit dat zij die de schuld van de onvrijen bezaten, met haar creaties konden doen wat ze wilden. Het was een tweezijdige, efficiënte actie waar de Weduwe van genoot.

Ze was er goed in geworden. Na de burgeroorlogen was het makkelijk geweest om af te glijden in machteloosheid. In plaats daarvan had ze de balanspunten gevonden tussen het Assemblee van Aristocraten en de kerk van de Gemaskerde Godin, de ongewassen massa’s en de kooplieden. Ze had het gedaan met intelligentie, meedogenloosheid en geduld.

Maar zelfs haar geduld had zijn beperkingen.

“Maar eerst,” zei de Weduwe, “wil ik je vragen om mijn zoon weg te sleuren uit welk bordeel hij dan ook zit, en hem eraan te herinneren dat zijn koningin op hem wacht.”

De Weduwe stond bij een zonnewijzer en zag de schaduw verschuiven terwijl ze wachtte op de mislukkeling die de erfgenaam van het koninkrijk moest zijn. De zonnewijzer was de breedte van een hele vinger verschoven tegen de tijd dat ze Ruperts voetstappen hoorde naderen.

“Ik denk dat ik seniel begin te worden,” zei de Weduwe, “want het is duidelijk dat ik dingen vergeet. Het feit dat ik je een half uur geleden bij me heb laten roepen, bijvoorbeeld.”

“Ook goedendag, Moeder,” zei Rupert, die er allesbehalve berouwvol uitzag.

Het zou beter geweest zijn als ze wist dat hij zijn tijd verstandig benut had. Maar de slonzige staat van zijn kleren vertelde haar dat ze goed had geraden waar hij was geweest. Dat, of hij was op jacht geweest. Er waren zo weinig activiteiten waar haar oudste zoon echt om leek te geven.

“Ik zie dat je blauwe plekken beginnen te vervagen,” zei de Weduwe. “Of heb je eindelijk geleerd om ze met poeder te camoufleren?”

Ze zag haar zoon rood aanlopen van woede, maar het kon haar niet schelen. Als hij had gedacht dat hij in staat was om naar haar uit te halen zou hij dat jaren geleden al gedaan hebben, maar Rupert wist dondersgoed op wie hij zich wel en niet kon afreageren.

“Ik werd overrompeld,” zei Rupert.

“Door een dienstmeisje,” antwoordde de Weduwe kalm. “Van wat ik heb gehoord probeerde je jezelf aan de voormalige verloofde van je broer op te dringen.”

Rupert stond daar even, zijn mond open. Had hij inmiddels niet geleerd dat zijn moeder alles hoorde over wat er in haar koninkrijk, en in haar thuis, gaande was? Dacht hij dat iemand machthebber van een eiland kon blijven dat zo verdeeld was als dit, zonder spionnen te hebben? De Weduwe zuchtte. Hij had echt nog veel te leren, maar hij toonde weinig initiatief.

“Sebastian had haar al aan de kant gezet,” hield hij vol. “Ze was vogelvrij, en bovendien niets meer dan een onvrije hoer.”

“Al die dichters die je beschrijven als een gouden prins hebben je nooit in levenden lijve ontmoet, of wel?” zei de Weduwe. Ze zou er heel wat geld voor over hebben om ervoor te zorgen dat de gedichten de waarheid beschreven. Een prins zou de reputatie moeten hebben die hij wilde, niet de reputatie die hij verdiende. Met een goede reputatie zou Rupert zelfs de goedkeuring van het Assemblee van Aristocraten kunnen verkrijgen, als de tijd kwam dat hij moest regeren. “En het kwam niet bij je op dat Sebastian weleens kwaad zou kunnen zijn als hij hoort wat je probeerde te doen?”

Rupert fronste, en de Weduwe kon zien dat haar zoon het niet begreep.

“Waarom zou hij? Hij ging niet met haar trouwen, en bovendien ben ik de oudste. Ik zal op een dag zijn koning zijn. Hij zou niets durven doen.”

“Als je dat denkt,” zei de Weduwe, “dan ken je je broer niet.”

Rupert lachte. “En u kent hem wel, Moeder? Proberen hem uit te huwelijken? Geen wonder dat hij ervandoor is gegaan.”

De Weduwe slikte haar woede weg.

“Ja, Sebastian is ervandoor gegaan. Ik moet toegeven dat ik zijn gevoelens voor haar heb onderschat, maar dat is op te lossen.”

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора