“Oom Alistair,” zei Altfor. “We waren… we hadden u niet verwacht.”
Altfor klonk zelfs bezorgd door de aanwezigheid van de nieuwkomer en dat verraste Genevieve. Voorheen had het geleken alsof hij altijd de touwtjes in handen had, maar de aanwezigheid van deze man leek hem volledig van zijn stuk te brengen.
“Dat is duidelijk,” zei de slanke man. Zijn hand gleed over het langzwaard waar hij op leunde. “Nadat je me niet had uitgenodigd voor je bruiloft dacht je waarschijnlijk dat ik op mijn landgoed zou blijven, de stad zou ontwijken en jou er een puinhoop van zou laten maken in de nasleep van de dood van mijn broer.” Hij keek om naar Genevieve. Zijn blik plukte haar onmiddellijk uit de menigte, scherp als een havik. “Gefeliciteerd met je huwelijk, meisje. Ik zie dat mijn neefje de voorkeur geeft aan inhoudsloos.”
“Ik… zo spreekt u niet tegen mij,” zei Altfor. Het leek even te duren voor hij zich herinnerde dat hij Genevieve moest verdedigen. “Of tegen mijn vrouw. Ik ben de hertog!”
Alistair liep naar Genevieve toe. Nu kwam zijn zwaard uit de schede. Het wapen zag er licht uit in zijn handen, breed en vlijmscherp. Genevieve verstijfde en durfde nauwelijks adem te halen terwijl Altfors oom het mes slechts twee centimeter bij haar keel vandaan hield.
“Ik zou dit meisje haar keel kunnen doorsnijden en geen van je mannen zou een vinger uitsteken om me tegen te houden,” zei Alistair. “En jij al helemaal niet.”
Genevieve hoefde niet naar Altfor te kijken om te weten dat Alistair de waarheid sprak. Altfor was niet het soort echtgenoot dat genoeg om haar gaf om haar te verdedigen. Geen van de hovelingen zou haar helpen, en Moira… Moira staarde naar haar alsof ze bijna hoopte dat Alistair het zou doen.
Genevieve zou zichzelf moeten redden. “Waarom zou u mij neersteken, mijn heer?” vroeg ze.
“Waarom niet?” zei hij. “Ik bedoel, ja, je bent mooi: blond haar, groene ogen, slank, welke man zou je niet willen? Maar boerenmeisjes zijn vervangbaar.”
“Ik was in de veronderstelling dat mijn huwelijk mij meer maakte dan dat,” zei Genevieve, die ondanks de aanwezigheid van het zwaard haar best deed om haar stem kalm te houden. “Heb ik iets gedaan om u te beledigen?”
“Ik weet het niet, meisje; heb je dat?” wilde hij weten. Zijn ogen keken Genevieve onderzoekend aan. “Er werd een bericht verstuurd over de richting die de jongen die mijn broer heeft vermoord is opgegaan. Maar het heeft mij, of wie dan ook, niet bereikt tot het al te laat was. Weet jij daar iets van?”
Genevieve wist er alles van, aangezien zij degene was die het bericht had onderschept. Het was het enige dat ze had kunnen doen en toch leek het niet genoeg, gezien haar gevoelens voor Royce. Desondanks vertrok ze geen spier en pretendeerde ze onschuldig te zijn, want dat was letterlijk de enige manier waarop ze zichzelf nu kon verdedigen.
“Mijn heer, ik begrijp het niet,” zei ze. “U zei zelf dat ik slechts een boerenmeisje ben; hoe zou ik ooit een dergelijk bericht kunnen tegenhouden?”
Instinctief liet ze zichzelf op haar knieën vallen, langzaam zodat ze zichzelf niet aan het zwaard kon bezeren.
“Ik ben vereerd door uw familie,” zei ze. “Ik ben verkozen door uw neef, de hertog. Ik ben tot zijn echtgenote gemaakt en dus verheven in status. Ik had nooit kunnen hopen zo te leven. Waarom zou ik dat in gevaar brengen? Als u echt gelooft dat ik een verrader ben, sla dan toe, mijn heer. Sla toe.”
Genevieve droeg haar onschuld als een schild en hoopte maar dat het genoeg was om een zwaardslag te vermijden. Ze hoopte het en tegelijkertijd ook niet, want op dat moment zou een zwaard in haar hart beter passen bij wat ze voelde, gezien hoe het was gelopen met Royce. Ze keek op in de ogen van Altfors oom en weigerde weg te kijken, weigerde om toe te geven wat ze had gedaan. Hij trok het zwaard terug alsof hij op het punt stond die fatale slag uit te delen… en liet het wapen toen zakken.
“Het lijkt erop, Altfor, dat je vrouw meer ballen heeft dan jij.”
Genevieve haalde opgelucht adem en stond weer op terwijl haar echtgenoot naar voren beende.
“Oom, ik heb genoeg van deze spelletjes. Ik ben de hertog hier en mijn vader—”
“Het was dwaas van mijn broer om zijn erfenis aan jou na te laten, maar laten we niet doen alsof dat jou tot een echte hertog maakt,” zei Alistair. “Dat vereist leiderschap, discipline en het respect van je mannen. Jij hebt geen van drieën.”
“Ik kan mijn mannen opdragen u naar een kerker te sleuren,” snauwde Altfor.
“En ik kan ze hetzelfde bevelen,” kaatste Alistair terug. “Vertel eens, wie van ons twee denk je dat ze zullen gehoorzamen? De minst favoriete zoon van mijn broer, of de broer die bevelhebber van legers is geweest? Degene die zijn moordenaar is kwijtgeraakt, of degene die de moordmuur bij Haldermark heeft behouden? Een jongen, of een man?”
Genevieve kon het antwoord op die vraag wel raden en het beviel haar niets. Of ze het nu leuk vond of niet, ze was Altfors echtgenote. En ze had geen illusies over wat er met haar zou gebeuren als zijn oom besloot om zich van hem te ontdoen. Ze liep snel naar haar echtgenoot toe en legde een hand op zijn arm in wat er waarschijnlijk uitzag als een gebaar van steun, al probeerde ze hem eraan te herinneren om zich in te houden.
“Dit hertogdom is verwaarloosd,” zei Alistair. “Mijn broer heeft fouten gemaakt en totdat deze gecorrigeerd zijn, zal ik erop toezien dat alles naar behoren wordt geregeerd. Is er iemand aanwezig die mijn recht om dit te doen in twijfel trekt?”
Genevieve kon niet anders dan opmerken dat hij zijn zwaard nog steeds in zijn hand had, wachtend tot de eerste die iets zou zeggen. Dat moest natuurlijk Altfor zijn.
“U verwacht dat ik trouw aan u zweer?” zei Altfor. “U verwacht dat ik voor u kniel terwijl mijn vader mij tot hertog heeft benoemd?”
“Er zijn twee dingen die je tot hertog kunnen maken,” snauwde Alistair. “Het bevel van een heerser of de macht om dat bevel te nemen. Heb jij een van de twee, neef? Of kniel je?”
Genevieve knielde voordat haar echtgenoot het deed. Ze trok aan zijn arm om hem ook te laten knielen. Niet zozeer omdat ze zich druk maakte om Altfors veiligheid, niet na alles dat hij had gedaan. Maar op dat moment wist ze dat zijn veiligheid ook haar veiligheid betekende.
“Goed dan, oom,” zei Altfor, zichtbaar knarsetandend. “Ik zal gehoorzamen. Het lijkt erop dat ik geen keus heb.”
“Nee,” stemde heer Alistair in. “Dat heb je niet.”
Zijn blik gleed door de ruimte en de mensen knielden een voor een. Genevieve zag de hovelingen knielen, de dienstmeisjes. Ze zag dat zelfs Moira zich op haar knieën liet vallen. Een klein, kwaad deel van haar vroeg zich af of haar zogenaamde vriendin ook zou proberen om Altfors oom te verleiden.
“Dat is beter,” zei heer Alistair. “Nu wil ik dat er meer mannen op uit gaan om de jongen te vinden die mijn broer heeft vermoord. Hij zal als voorbeeld dienen. Geen spelletjes deze keer, alleen de dood die hij verdient.”
Er rende een boodschapper naar binnen, gekleed in de kleuren van het huis. Genevieve zag hem van Altfor naar heer Alistair kijken terwijl hij probeerde te bepalen aan wie hij zijn bericht moest afleveren. Uiteindelijk maakte hij wat voor Genevieve de meest voor de hand liggende beslissing was en wendde zich tot Altfors oom.
“Mijn heer, vergeef me,” zei hij, “maar er zijn rellen op straat. Mensen die werkzaam zijn bij de bedrijven van de voormalige hertog komen in opstand. We hebben u nodig.”
“Om de boeren onder de duim te krijgen?” snoof heer Alistair. “Goed dan. Verzamel zoveel mogelijk mannen die we niet nodig hebben bij de zoektocht en laat ze op de binnenplaats op me wachten. We zullen dat gepeupel eens laten zien waar een ware hertog toe in staat is!”