Hun aandacht was getrokken door eenige merkwaardige heuvels, die verspreid waren over de sneeuwvlakte binnen den krater, en daarheen richtten ze hun schreden. Ze bevonden, dat de heuvels fumarolen waren, die in een gewoon klimaat worden herkend aan de rookwolkjes, die er boven hangen. De fumarolen van den Mount Erebus vertoonen een in ijs veranderd rookzuiltje, waarin de damp dadelijk overgaat, zoodra hij de oppervlakte van de sneeuwvlakte bereikt, en het gevolg is geweest het ontstaan van die eigenaardige heuveltjes. Enkele plekken van geel gekleurd ijs bleken zwavel te bevatten.
Den volgenden dag drong het gezelschap door tot den rand van den in werking zijnden krater, gaande over beddingen van harde sneeuw en groote hoeveelheden puimsteen, en langzaam en met moeite klimmend, omdat de hoogte en de felle koude de ademhaling belemmerden. Toen ze den kraterrand bereikten als de eerste menschen, die den top van den Erebus vermeesterden, zagen ze zichzelven staan aan den zoom van een diepen afgrond, gevuld met een opstijgende wolk van stoom.
Na een aanhoudend hard sissend geluid, dat eenige minuten aanhield, kwam er van beneden een zwaar dof gebrom, en dan vlogen onmiddellijk groote, bolvormige massas damp omhoog, die het volume deden toenemen van de wolk, die boven den krater zweefde. De lucht was gevuld met brandende zwaveldampen. Dan deed op eens een licht windje de dampwolk wegdrijven, en ze zagen den krater vóór zich in zijn geheele uitgestrektheid en diepte. Hij was tusschen 800 en 900 voet diep en de grootste breedte was een halve mijl, terwijl in de diepte drie aan elkander gelijke openingen te zien waren, waaruit de damp opsteeg. Aan den wand van den krater, die tegenover de plaats van ons gezelschap lag, wisselden lagen van donker puimsteen af met witte plekken sneeuw, en op één plaats wees het voorkomen van dampzuiltjes erop, dat de sneeuw op warm rotsgesteente lag.