Морган Райс - Een Aanval Van Moed стр 5.

Шрифт
Фон

“Ik vraag je dit maar één keer,” gromde Thor. “Antwoord eerlijk, en we laten je leven. Lieg tegen ons, en je zult je twee broers achterna gaan. De keus is aan jou.”

Drake hoestte.

“Waar is het Zwaard?” wilde Thor weten. “De waarheid, deze keer.”

Drake hoestte en hoestte, en tilde uiteindelijk zijn hoofd op. Zijn blik ontmoette die van Thor, en zijn ogen waren gevuld met haat.

“Nooitzink,” antwoordde Drake uiteindelijk.

Thor wierp een blik op de anderen, die hem verward aankeken.

“Nooitzink?” vroeg Thor.

“Het is een bodemloos meer,” zei Indra, die naar voren stapte. “Aan het einde van de Grote Woestijn. Het is het diepste meer ter wereld.”

Thor keek Drake woedend aan.

“Waarom?” vroeg hij.

Drake hoestte. Hij werd steeds zwakker.

“Gareths bevel,” zei Drake. “Hij wilde dat het naar een plek gebracht zou worden waar niemand het ooit zou kunnen vinden.”

“Maar waarom?” drong Thor aan. “Waarom zou hij het Zwaard willen vernietigen?”

Drake keek naar hem op.

“Als hij het niet kon optillen,” zei Drake. “Dan mocht niemand dat.”

Thor keek hem een lange tijd aan, en uiteindelijk voelde hij dat Drake de waarheid vertelde.

“Dan hebben we niet veel tijd meer,” zei Thor, die aanstalten maakte om te vertrekken.

Drake schudde zijn hoofd.

“Je zult er nooit op tijd komen,” zei Drake. “Ze hebben een dagenlange voorsprong. Geef op en keer terug naar de Ring. Red je eigen levens.”

Thor schudde zijn hoofd.

“We zijn niet zoals jij,” antwoordde hij. “We leven niet om onze eigen levens te redden. We leven voor moed, voor onze eed. En we gaan waar dat ons ook heenbrengt.”

“En kijk eens waar je moed je nu heeft gebracht,” zei Drake. “Zelfs met al je moed ben je een dwaas, net als de rest. Moed is waardeloos.”

Thor keek hem woedend aan. Hij kon nauwelijks geloven dat hij zijn hele jeugd met dit wezen had doorgebracht.

Thors knokkels werden wit terwijl hij in het heft van zijn zwaard kneep. Meer dan ooit wilde hij hem doden. Drakes ogen volgden Thors handen.

“Doe het,” zei Drake. “Dood me. Doe het, voor eens en altijd.”

Thor staarde hem lang en hard aan. Zijn handen jeukten. Maar hij had Drake zijn woord gegeven. Als hij hem de waarheid zou vertellen, zou hij hem niet doden. En Thor hield altijd zijn woord.

“Dat zal ik niet,” zei Thor uiteindelijk. “Hoe zeer je het ook verdiend. Je zult niet door mijn hand sterven, want dan zou ik mezelf tot jouw niveau verlagen.”

Terwijl Thor zich omdraaide, rende Conven ineens naar voren en gilde:

“Voor mijn broer!”

Voor één van hen kon reageren, dreef Conven zijn zwaard door Drake’s hart heen. Convens ogen lichtten op met woede, met verdriet, terwijl hij Drake in een dodelijke omhelzing hield. Toen liet hij hem los, en Drakes levenloze lichaam zakte op de grond in elkaar.

Thor keek neer en wist dat zijn dood een schrale troost was voor Conven. Voor hen allemaal. Maar het was tenminste iets.

Thor draaide zich om en keek uit over de uitgestrekte woestijn voor hen. Het leek wel een andere planeet. Hij wist dat het Zwaard daar ergens was. Net toen hij had gedacht dat hun reis ten einde liep. Hij besefte nu dat het nog niet eens begonnen was.

HOOFDSTUK DRIE

Erec zat tussen de andere ridders in de wapenzaal van de Hertog, veilig binnen de poorten van Savaria. Ze zaten onder de wonden en blauwe plekken van hun gevecht met die monsters. Naast hem zat zijn vriend Brandt, met zijn hoofd in zijn handen. De stemming was somber.

Erec voelde het ook. Elke spier in zijn lichaam deed pijn van de gevechten met de mannen van die heer en de monsters. Het was één van de hevigste gevechten geweest die hij zich kon herinneren, en de Hertog had veel mannen verloren. Erec besefte dat als Alistair er niet was geweest, hij, Brandt en de anderen nu dood zouden zijn geweest.

Erec werd overspoeld door dankbaarheid voor haar—en een hernieuwde liefde. Hij was ook geïntrigeerd door haar, nu meer dan ooit. Hij had altijd gevoeld dat ze speciaal was, en zelfs dat ze krachtig was. Maar de gebeurtenissen van die dag hadden dat gevoel bevestigd. Hij brandde van verlangen om te weten wie ze was, om achter het geheim van haar afkomst te komen. Maar hij had gezworen dat hij er niet naar zou vragen—en hij hield zich altijd aan zijn woord.

Erec kon niet wachten tot de vergadering voorbij was, zodat hij haar weer kon zien.

De ridders van de Hertog hadden hier al uren gezeten, bijkomend van het gevecht, trachtend om te begrijpen wat er was gebeurd. Ze hadden gediscussieerd over wat ze nu moesten doen. Het Schild was uitgeschakeld, en Erec kon de gevolgen nauwelijks bevatten. Het betekende dat Savaria nu open lag voor een aanval; en wat nog erger was, er waren al boodschappers binnengestroomd met het nieuws over Andronicus’ invasie, over wat er in het Koninklijk Hof was gebeurd, en in Silesia. Erecs hart zonk. Diep van binnen wilde hij niets liever dan bij zijn broeders van de Zilveren zijn om zijn thuisstad te verdedigen. Maar hij was hier, in Savaria, waar het lot hem heen had gebracht. Ze hadden hem hier ook nodig: de stad van de Hertog was tenslotte een strategisch deel van het MacGil rijk, en zij hadden ook bescherming nodig.

Maar nu de nieuwsberichten binnenkwamen dat Andronicus één van zijn bataljons hierheen had gestuurd, om Savaria aan te vallen, wist Erec dat het niet meer lang zou duren voor zijn miljoenenleger zich door de hele Ring verspreid zou hebben. Andronicus zou niets heel laten. Erec had zijn hele leven lang verhalen gehoord over Andronicus’ veroveringen, en hij wist dat hij de meest wrede man was die er bestond. De paar honderd mannen van de Hertog hadden geen schijn van kans tegen zijn mannen. Savaria was verdoemd.

“Ik stel voor dat we ons overgeven,” zei de adviseur van de Hertog, een grijze oude krijger die aan een lange, rechthoekige houten tafel zat, verloren in een beker bier. Alle andere soldaten werden stil en keken naar hem.

“Wat moeten we anders?” voegde hij toe. “We zijn slechts met een paar honderd. Hij heeft een miljoen soldaten.”

“Misschien kunnen we verdedigen, om in elk geval de stad staande te houden,” zei een soldaat.

“Maar voor hoe lang?” vroeg een ander.

“Lang genoeg voor MacGil om versterking te sturen, als we het lang genoeg volhouden.”

“MacGil is dood,” antwoordde een andere krijger. “Er is niemand om ons te helpen.”

“Maar zijn dochter leeft nog,” zei een ander. “En zijn mannen ook. Ze zouden ons niet in de steek laten!”

“Ze kunnen nauwelijks zichzelf verdedigen!” protesteerde een ander.

De mannen braken uit in een gejaagd gemompel. Ze ruzieden en praatten door elkaar heen.

Erec keek zwijgend toe en voelde zich hol van binnen. Slechts uren geleden was er een boodschapper gearriveerd met het afschuwelijke nieuws van Andronicus’ invasie—en het nieuws dat MacGil vermoord was. Dat was voor Erec nog het ergste van allemaal. Erec was al zo lang weg uit het Koninklijk Hof, het was de eerste keer geweest dat hij nieuws had ontvangen—en het voelde alsof er een dolk door zijn hart werd geboord. Hij had van MacGil gehouden als een vader, en het verlies deed hem meer pijn dan hij kon zeggen.

De Hertog schraapte zijn keel en de kamer werd stil terwijl alle ogen zich op hem richtten.

“We kunnen onze stad tegen een aanval verdedigen,” zei de Hertog langzaam. “Met onze vaardigheden en onze muren, kunnen we een leger tegenhouden dat vijf keer zo groot is als dat van ons—misschien zelfs een leger dat tien keer zo groot is. En we hebben voldoende proviand om een bezetting weken uit te houden. Als we het tegen een normaal leger zouden opnemen, zouden we winnen.”

Hij zuchtte.

“Maar het Rijk heeft geen gewoon leger,” voegde hij toe. “We kunnen ons niet verdedigen tegen een miljoen mannen. Het zou zinloos zijn.”

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора