Maar Gwen haalde diep adem en ze hield zich sterk, wetend dat alle ogen op haar gevestigd waren terwijl ze hun weg vervolgden over de stoffige weg die naar het Noorden leidde, naar Silesia.
Gwen was ook nog steeds in shock, verscheurd vanwege haar thuisland. Ze kon nauwelijks bevatten dat het eeuwenoude Schild was uitgeschakeld, dat het Ravijn was doorbroken. Er circuleerden geruchten van spionnen dat Andronicus al was aangemeerd op McClouds kusten. Ze wist niet wat ze moest geloven. Ze kon nauwelijks geloven dat het allemaal zo snel was gebeurd—Andronicus zou zijn vloot nog de oceaan over moeten brengen. Tenzij, op de één of andere manier, McCloud achter de diefstal van het zwaard zat, en hij er zelf voor had gezorgd dat het Schild uitgeschakeld werd. Maar hoe? Hoe was hij erin geslaagd het te stelen? Waar nam hij het mee naartoe?
Gwen kon voelen hoe terneergeslagen iedereen om haar heen was, en ze kon het hen niet kwalijk nemen. Er hing een gevoel van moedeloosheid, en daar hadden ze alle reden toe; zonder het Schild waren ze weerloos. Het was slechts een kwestie van tijd—als het niet vandaag was, dan was het wel morgen of de dag erna—voor Andronicus zou aanvallen. En als hij dat deed, zouden ze zijn mannen met geen mogelijkheid tegen kunnen houden. Spoedig zou deze plek, alles waar ze van hield, overvallen worden. Iedereen waar ze van hield zou gedood worden.
Het voelde alsof ze hun dood tegemoet liepen. Andronicus was er nog niet, maar het voelde alsof ze al gevangen genomen waren. Ze herinnerde ze zich iets dat haar vader ooit had gezegd: verover het hart van een leger en de strijd is al gewonnen.
Gwen wist dat het aan haar was om hen allemaal te inspireren, om hen een gevoel van veiligheid te geven—en op de één of andere manier, optimisme. Ze was vastberaden. Ze kon het zich in deze tijd niet veroorloven zich te laten meeslepen door haar persoonlijke angsten of pessimisme. En ze weigerde zichzelf toe te staan in zelfmedelijden te zwelgen. Dit ging niet alleen om haar. Het ging om deze mensen, hun levens, hun families. Ze hadden haar nodig. Ze waren op haar aangewezen.
Gwen dacht aan haar vader en vroeg zich af wat hij zou doen. Ze glimlachte bij de gedachte aan hem. Hij zou moedig zijn geweest, ongeacht wat er gebeurde. Hij had haar altijd vertelt om haar angst te verbergen, en nu ze nadacht over zijn leven, besefte ze dat hij nooit bang had geleken. Nooit. Misschien was het slechts show; maar het was een goede show. Als leider had hij geweten dat alle ogen continu op hem gericht waren, en hij had geweten dat het de show was die mensen nodig hadden, misschien zelfs wel meer dan het leiderschap zelf. Hij was te onzelfzuchtig geweest om aan zijn angsten toe te geven. Ze zou van zijn voorbeeld leren. Zij zou er ook niet aan toegeven.
Gwen keek om zich heen en zag Godfrey naast zich lopen, met Illepra, de genezeres; ze waren diep in gesprek, en ze merkte op dat ze steeds meer naar elkaar toe waren getrokken sinds Illepra zijn leven had gered. Gwen wilde dat haar andere broers er ook bij waren. Maar Reece was weg met Thor, Gareth was natuurlijk allang verloren, en Kendrick was nog steeds op zijn post, ergens in het oosten, om te helpen bij de wederopbouw van een stad. Ze had een boodschapper naar hem toe gestuurd—dat was het eerste dat ze had gedaan—en ze bad dat hij hem op tijd zou bereiken om hem op te halen, om hem naar Silesia te brengen zodat hij kon helpen hen te verdedigen. In ieder geval konden dan twee van haar broers—Kendrick en Godfrey—met haar toevlucht zoeken in Silesia; maar dan was er natuurlijk nog haar oudere zuster, Luanda.
Voor het eerst in een lange tijd dwaalden Gwens gedachten af naar Luanda. Er was altijd een bittere rivaliteit geweest tussen haar en haar oudere zuster; het had Gwen niet verbaasd dat Luanda haar kans had gegrepen om het Koninklijk Hof te ontvluchten en met die McCloud te trouwen. Luanda was altijd al ambitieus geweest en wilde altijd de eerste zijn. Gwendolyn had van haar gehouden, en ze had naar haar opgekeken toen ze jonger was; maar voor Luanda, altijd competitief als ze was, was die liefde niet wederzijds geweest. En na een tijdje had Gwen het opgegeven.
Maar nu had Gwen medelijden met haar; ze vroeg zich af wat er van haar terecht zou komen, nu de McClouds overvallen waren door Andronicus. Zou ze gedood worden? Gwen huiverde bij de gedachte. Ze waren rivalen, maar uiteindelijk waren ze nog steeds zusters, en ze wenste haar de dood niet toe.
Gwen dacht aan haar moeder, de enige andere in haar familie die was achtergebleven in het Koninklijk Hof, met Gareth. De gedachte gaf haar de rillingen. Ondanks alle woede die ze nog steeds voor haar moeder voelde, wilde Gwen niet dat ze zo zou eindigen. Wat zou er gebeuren als het Koninklijk Hof werd overvallen? Zou haar moeder afgeslacht worden?
Het voelde alsof haar voorzichtig opgebouwde leven om haar heen uiteen viel. Het leek nog maar gisteren dat het vol zomer was. Luanda’s trouwfeest, een glorieus feestmaal, het Koninklijk Hof overspoeld met overvloed, zij en haar familie samen—en de Ring ondoordringbaar. Het had geleken alsof het altijd zo zou blijven.
Nu was alles versplinterd. Niets was hoe het was geweest.
Er stak een koud herfstbriesje op, en Gwen trok haar blauwe wollen sweater om haar schouders heen. De herfst was kort geweest dit jaar; de winter had zich al aangekondigd. Ze kon het voelen aan de ijzige briesjes die steeds vochtiger werden terwijl ze verder naar het Noorden gingen. De hemel werd sneller donker en de lucht was gevuld met een nieuw geluid—de kreten van de Wintervogels, de rood met zwarte aasgieren die laag boven de grond cirkelden wanneer het kouder werd. Ze krasten onophoudelijk, en het geluid gaf Gwen de rillingen. Het was alsof ze de komst van de dood aankondigden.
Sinds ze afscheid had genomen van Thor waren ze langs het Ravijn gelopen, richting het Noorden. Deze weg zou hen naar de meest westelijke stad in het westelijke deel van de Ring brengen—Silesia. Terwijl ze liepen, rolde de griezelige mist van het Ravijn in golven over de weg, cirkelend om Gwens enkels.
“Het is nu niet ver meer, mijn vrouwe,” klonk een stem.
Gwen keek om en zag Srog naast zich lopen, gekleed in de onderscheidende rode wapenrusting van Silesia, geflankeerd door enkele van zijn krijgers, allemaal gekleed in hun rode maliënkolders en laarzen. Gwen was geraakt door Srogs vriendelijkheid, door zijn loyaliteit aan de herinnering van haar vader, door zijn aanbod van Silesia als toevluchtsoord. Ze wist niet wat zij en al deze mensen anders hadden moeten doen. Als hij er niet was geweest zouden ze nog steeds vastzitten in het Koninklijk Hof, onderworpen aan de genade van Gareths verraad.
Srog was één van de meest eervolle heren die ze ooit had ontmoet. Met de duizenden soldaten die hij tot zijn beschikking had, met zijn controle over het beroemde bolwerk van het Westen, had Srog aan niemand verantwoording hoeven afleggen. Maar hij was trouw geweest aan haar vader. Het was altijd een delicate machtsbalans geweest. Gedurende het heerschap van haar vaders vader, had Silesia het Koninklijk Hof nodig gehad; tijdens haar vaders heerschap veel minder; en in haar tijd helemaal niet meer. Sterker nog, nu het Schild was uitgeschakeld en er chaos heerste in het Koninklijk Hof, waren zij degenen die Silesia nodig hadden.
De Zilveren en de Krijgsmacht hadden natuurlijk de beste krijgers die er waren—net als de duizenden troepen die Gwen vergezelden, de helft van het leger van de Koning. En Srog had, net zoals de meeste andere heren gedaan zouden hebben, simpelweg zijn poorten neer kunnen halen en zich om zichzelf kunnen bekommeren.