Hij zuchtte terwijl ze doorliepen. Gwen wilde hem de ruimte geven en niet teveel aandringen.
“Mijn vader zal nooit accepteren wie ik ben,” voegde hij tenslotte toe. “Hij zal het nooit leren. Hij blijft in zijn oude, beperkte geloof steken – en hij wil ze aan mij opdringen. Maar ik ben niet zoals hem – en hij zal dat nooit accepteren.”
“Mis je jouw familie niet?” vroeg Gwen. Ze was verrast dat hij zijn leven in deze toren doorbracht.
“Ja,” antwoordde hij eerlijk tot haar verbazing. “Heel erg. Mijn familie betekent alles voor me – maar mijn spirituele roeping betekent meer. Mijn thuis is nu hier,” zei hij en sloeg een hoek om terwijl Gwen hem volgde. “Ik dien nu Eldof. Hij is mijn zon. Als je hem kent,” zei hij en staarde naar Gwen met een intensiteit die haar bang maakte, “zou hij ook die van jou zijn.”
Gwen keek weg, ze vond de fanatieke blik in zijn ogen niet leuk.
“Ik dien niemand behalve mijzelf,” antwoordde ze.
Hij glimlachte naar haar.
“Misschien is dat de bron van al jouw aardse zorgen,” antwoordde hij. “Niemand kan in een wereld waar ze een ander niet dienen leven. Ook nu dien je iemand anders.”
Gwen staarde hem argwanend aan.
“Hoe bedoel je?” vroeg ze.
“Zelfs als je denkt dat je jezelf dient,” antwoordde hij, “wordt je misleid. De persoon die je dient is niet jezelf, maar meer de persoon waar je ouders je in gevormd hebben. Het zijn je ouders die je dient – en al hun oude geloven die door hun ouders zijn doorgegeven. Wanneer ben je dapper genoeg om hun geloven van je af te schudden en jezelf te dienen?”
Gwen fronste, ze geloofde zijn filosofie niet.
“En wiens geloof moet ik dan aannemen?” vroeg ze. “Die van Eldof?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Eldof is alleen maar een verbinding,” antwoordde hij. “Hij helpt je om wie je was van je af te schudden. Hij helpt je met het vinden naar je echte ik, alles wat je moet zijn. Dat is wie je moet dienen. Dat is wie je nooit zal ontdekken, totdat je valse ik vrij is gelaten. Dat is wat Eldof doet: hij bevrijd ons allemaal.”
Gwendolyn keek naar zijn glimmende ogen en zag hoe toegewijd hij was – en die toewijding maakte haar bang. Ze zag meteen dat hij niet voor rede vatbaar was, dat hij deze plek nooit zou verlaten.
Het web dat deze Eldof gesponnen had om al deze mensen te lokken en ze hier vast te houden was eng – een goedkope filosofie met een klein beetje logica. Gwen wilde niet nog meer horen; het was een web die ze absoluut wilde vermijden.
Gwen draaide zich om en liep verder. Ze schudde zijn woorden met een huivering van zich af en liep verder de helling op. Ze cirkelde de toren op en ging geleidelijk hoger en hoger, waar het ook was waar het ze heen leidde. Kristof kwam weer naast haar.
“Ik ben niet gekomen om de verdiensten van jouw sekte te bespreken,” zei Gwen. “Ik kan jou er niet van overtuigen om naar je vader terug te keren. Ik had beloofd het je te vragen en dat heb ik gedaan. Als je jouw familie niet waardeert, kan ik je het ook niet aanleren.
Kristof keek haar ernstig aan.
“En denk je dat mijn vader familie waardeert?” vroeg hij.
“Heel erg,” antwoordde ze. “Tenminste, van wat ik ervan kan zien.”
Kristof schudde zijn hoofd.
“Ik wil je iets laten zien.”
Kristof pakte haar bij de elleboog en leidde haar door een andere gang aan de linkerkant. Hij ging daarna een lange trap op en stopte voor een dikke, eiken deur. Hij keek haar betekenisvol aan en deed de deur open. Er zaten ijzeren tralies.
Gwen stond daar nieuwsgierig en nerveus om te zien wat hij haar dan ook wilde laten zien – toen keek ze door de tralies. Ze zag met afschuw een jong, mooi meisje alleen in de cel zitten. Ze staarde uit het raam en haar lange haren hingen voor haar gezicht. Alhoewel haar ogen wagenwijd open stonden, leek ze geen aandacht aan hun aanwezigheid te schenken.
“Dit is hoeveel mijn vader om familie geeft,” zei Kristof.
Gwen keek hem nieuwsgierig aan.
“Zijn familie?” vroeg Gwen verbouwereerd.
Kristof knikte.
“Kathryn. Zijn jongste dochter. Degene die hij voor de wereld verborgen houdt. Ze is hierheen verbannen, naar deze cel. Waarom? Omdat ze geraakt is. Omdat ze niet perfect is, net als hem. Omdat hij zich voor haar schaamt.”
Gwen werd stil. Ze voelde een knoop in haar maag toen ze verdrietig naar het meisje keek, ze wilde haar helpen. Ze begon aan de Koning te twijfelen en vroeg zich af of er enige waarheid zat in de woorden van Kristof.
“Eldof waardeert familie,” ging Kristof verder. “Hij zou nooit één van zijn eigen verlaten. Hij waardeert onze echte ik. Niemand wordt hier uit schaamte weggestuurd. Dat is de schaduwzijde van trots. En degenen die geraakt zijn, zijn het meest dichtbij hun echte ik.”
Kristof zuchtte.
“Als je Eldof ontmoet,” zei hij, “zal je het begrijpen. Er is niemand zoals hem, er zal ook nooit iemand zoals hem zijn.”
Gwen kon het fanatisme in zijn ogen zien, zag hoe hij in deze plek verloren was, deze sekte, en ze wist dat hij te ver heen was om ooit weer naar de Koning terug te keren. Ze keek weer en zag de dochter van de Koning zitten. Ze werd overspoeld met verdriet voor haar, voor deze hele plek, voor deze uit elkaar gevallen familie. Haar perfecte beeld van de Bergrug, van de perfecte koninklijke familie, viel uiteen. Deze plek had, net als ieder andere, zijn eigen donkere plekjes. Er was hier een stille strijd gaande en het was een strijd tussen geloven.
Het was een strijd waarvan Gwen wist die ze niet kon winnen en ze had er ook geen tijd voor. Gwen dacht aan haar eigen verlaten familie en ze voelde de immense drang om haar man en zoon te redden. Haar hoofd tolde op deze plek, de wierook hing dik in de lucht en het gebrek aan ramen desoriënteerde haar. Ze wilde pakken wat ze nodig had en weggaan. Ze probeerde zich te herinneren waarom ze hier gekomen was en toen kwam het allemaal weer bij haar terug: de Bergrug redden, zoals ze het de Koning beloofd had.
“Jouw vader denkt dat deze toren een geheim bewaart,” zei Gwen en kwam ter zake, “een geheim wat de Bergrug kan redden, jouw mensen kan redden.”
Kristof glimlachte en kruiste zijn vingers.
“Mijn vader en zijn geloven,” antwoordde hij.
Gwen fronste haar wenkbrauwen.
“Zeg je dat het niet waar is?” vroeg ze. “Dat er geen oeroud boek is?”
Hij pauzeerde, keek de andere kant op, toen zuchtte hij diep en bleef lange tijd stil. Eindelijk ging hij door.
“Wat er aan jou geopenbaard moet worden en wanneer,” zei hij, “dat weet ik niet. Alleen Eldof kan jouw vragen beantwoorden.”
Gwen kreeg een dringend gevoel.
“Kan je mij naar hem toebrengen?”
Kristof glimlachte, draaide zich om en begon de gang door te lopen.
“Natuurlijk,” zei hij. Hij liep snel en was al ver weg. “Als een mot naar een vlam.”
HOOFDSTUK VIJF
Stara stond op het hachelijk platform. Ze probeerde niet naar beneden te kijken terwijl ze alsmaar hoger de lucht in werd gehesen. Ze zag met iedere ruk aan het touw het panorama zich uitweiden. Het platform ging hoger en hoger langs de rand van de Bergrug en Stara stond daar met bonkend hart en vermomd. De kap was ver over haar gezicht getrokken en zweet liep langs haar rug toen ze de woestijnhitte voelde opkomen. Het was benauwd op deze hoogte en de dag was nauwelijks aangebroken. Overal om haar heen was het eeuwig durende geluid van touwen en katrollen, wielen die kraakten, terwijl de soldaten trokken en trokken. Geen van hen had door wie ze was.
Zodra het stopte en alles stil werd, stond ze aan de top van de Bergrug – het enige geluid wat ze hoorde was het huilen van de wind. Het uitzicht was overweldigend en ze had het gevoel alsof ze aan de top van de wereld stond.
Het bracht herinneringen naar boven. Stara dacht aan de tijd dat ze voor het eerst bij de Bergrug aankwam, zo uit de Grote Woestenij, met Gwendolyn, Kendrick en alle andere achterblijvers. De meesten waren meer dood dan levend. Ze wist dat ze geluk had dat ze het overleefd had en eerst was het zicht van de Bergrug een geweldig geschenk geweest, een zicht van verlossing.