De Builenpest (ook gekend als de Zwarte Dood) doodde in Europa miljoenen mensen en trof Londen verschillende keren door de eeuwen heen. De ziekte verspreidde zich op plaatsen met een slechte hygiëne en grote menigten. Het district waar het theater van Shakespeare zich bevond, werd het hardste getroffen. Het zou eeuwen duren eer ontdekt werd dat vlooien de pest verspreidden, en dat ze ratten als hun gastheer gebruikten.
“Come, gentle night, come, loving, black-brow'd night,
Give me my Romeo; and, when he shall die,
Take him and cut him out in little stars,
And he will make the face of heaven so fine
That all the world will be in love with night
And pay no worship to the garish sun.”
--William Shakespeare, Romeo and Julia
HOOFDSTUK EEN
Londen, Engeland
(September, 1599)
Caleb werd wakker door klokkengelui.
Hij zat meteen kaarsrecht overeind en keek overal om zich heen. Zijn ademhaling was zwaar. Hij had gedroomd dat Kyle hem achternazat en dat Caitlin haar hand voor hem ophield omdat ze hulp nodig had. Ze waren in een veld vol vleermuizen in de bloedrode zon. Het leek of het ook echt allemaal zo gebeurd was.
Nu hij rondkeek in de kamer, trachtte hij te weten te komen of het echt was en of dat hij echt wakker was. Was hij echt teruggekeerd in de tijd? Na enige tijd naar zijn eigen ademhaling te hebben geluisterd, na de frisse vochtige lucht te hebben gevoeld, na naar de stilte te hebben geluisterd en naar zijn eigen hartslag, besefte hij dat het allemaal een droom was geweest. Hij was echt wakker.
Caleb besefte dat hij recht overeind zat in een open sarcofaag. Hij keek rond in de duistere, grotachtige kamer en zag dat ze gevuld was met sarcofagen. Er waren lage, gebogen plafonds en smalle spleten als ramen. De kleinste hoeveelheid zonlicht kon hier net doordringen. Het was net genoeg om te kunnen zien. Hij kneep zijn ogen dicht in spleetjes om beter te kunnen gluren, tastte dan in zijn zak en deed oogdruppels in zijn ogen.Hij was blij dat hij ze nog bijhad. Langzaam ging de pijn over, en hij werd rustiger.
Caleb sprong recht en stond op zijn benen. Een voet was al in beweging. Hij draaide de kamer rond en nam in alle richtingen alles zich hem op,. Hij was nog altijd alert en wou voor hij een kans had gehad om zijn omgeving te bekijken, niet aangevallen worden of in een hinderlaag gelokt. Maar er was kind noch kraai in deze kamer. Alleen stilte. Hij merkte de oude stenen vloeren op, de muren, het kleine altaar en kruis. Daaruit kon hij afleiden dat hij zich in de laagste crypte van een kerk bevond.
Caitlin.
Caleb draaide zich opnieuw om en zocht in de kamer naar een teken van haar. Hij bespeurde dat er enige haast bij was toen hij naar de sarcofaag snelde die het dichtst bij hem stond. Met al zijn kracht, duwde hij het deksel naar achter.
Hij had er zich met heel zijn hart op verheugd om haar terug te vinden. Nu hij was er het hart van in dat ze leeg was.
Caleb haastte zich door de kamer en ging van de ene sarcofaag naar de andere. Hij duwde elk deksel open. Maar ze waren allemaal leeg.
Bij Caleb groeide de wanhoop toen hij het laatste deksel in de kamer naar achter duwde en het met zoveel kracht op de grond viel dat het wel in miljoenen stukjes uiteenviel. Hij had nu al een voorgevoel dat het net zoals de anderen leeg zou zijn—en hij kreeg gelijk. Hij besefte dat Caitlin helemaal nergens te vinden was in deze kamer. Het koud zweet brak hem uit. Waar kon ze toch zijn?
De gedachte dat hij terug zou gaan in de tijd zonder haar bezorgde hem koude rillingen op zijn rug. Hij zat meer met haar in dan hij kon zeggen en zonder haar aan zijn zijde, voelde zijn leven en zijn missie doelloos aan.
Hij herinnerde zich plotseling iets, en tastte in zijn zak om te kijken of hij het nog bij zich had. Gelukkig had hij de trouwring van zijn moeder nog steeds. Hij hield hem tegen het licht en bewonderde de perfect geslepen saffier van zes karaat die ingezet was in een rij van diamanten en robijnen. Het was nog nooit het juiste ogenblik geweest om haar ten huwelijk te vragen. Deze keer was hij vastberaden om het te doen.
Als ze natuurlijk al mee teruggekomen was.
Caleb hoorde een geluid, haastte zich naar de ingang en voelde iets bewegen. Hij hoopte met de moed der wanhoop dat het Caitlin was.
Hij was verrast omdat hij naar beneden moest kijken. Dit kwam omdat de mens die van achter het hoekje kwam helemaal geen mens was. Het was Ruth. Caleb was meer dan blij om haar te zien en te ontdekken dat ze de reis in de tijd overleefd had.
Ze rende al kwispelend met haar staart op Caleb af en haar ogen lichtten op omdat ze hem herkende. Toen ze dichterbij kwam, knielde Caleb op zijn knie en rende ze in zijn armen. Hij hield van Ruth en was verbaasd om te zien hoeveel ze gegroeid was: ze leek wel twee keer zo groot. Dit was een machtig dier. Hij kreeg ook een bemoedigend gevoel door haar hier te vinden: misschien betekende het wel dat Caitlin hier ook was.
Ruth draaide zich plotseling om, liep de kamer uit en verdween om de hoek. Caleb verbaasde zich over haar gedrag en haastte zich om te kijken waar ze naartoe ging.
Hij ging een andere kamer binnen. Deze was gepantserd en stond ook vol sarcofagen. Hij kon in een oogopslag zien dat ze al open waren en leeg.
Ruth bleef rennen en zeuren, en liep ook deze kamer uit. Caleb begon zich af te vragen of Ruth hem ergens naartoe leidde. Hij versnelde zijn tred en ging achter haar aan.
Na door verschillende andere kamers door te zijn getrokken, stopte Ruth uiteindelijk in een kleine alkoof aan het einde van de gang die schaars verlicht werd door een enkele fakkel. Binnenin stond een enkele marmeren sarcofaag die zichtbaar met de meeste zorg ontworpen werd.
Caleb ging er langzaam naartoe en hield zijn adem in. Hij kreeg terug hoop en voelde aan dat Caitlin erin zou kunnen zitten.
Ruth ging ernaast zitten en staarde Caleb aan. Ze bleef hartverscheurend huilen.
Caleb knielde en probeerde het stenen deksel eraf te duwen. Maar het was veel zwaarder dan de anderen en er kwam amper beweging in.
Hij knielde en duwde nog harder. Hij gebruikte al zijn kracht en eindelijk kwam er beweging in. Hij bleef duwen en een paar ogenblikken later kwam het deksel helemaal los.
Caleb voelde zich helemaal overweldigd en was tegelijk ook gerustgesteld omdat Caitlin daar, zo stil als maar kon zijn, zou liggen met haar handen over haar borst gevouwen. Zijn geruststelling veranderde in bezorgdheid toen hij haar aankeek en merkte dat ze bleker was dan hij haar ooit gezien had. Er zat geen kleur op haar wangen en haar oogleden reageerden gewoon niet op het licht van de fakkel. Hij keek nog eens van dichterbij en het leek erop dat ze niet ademde.
Hij leunde verafschuwd achterover. Caitlin leek dood te zijn.
Ruth huilde nog harder en nu begreep hij het.
Caleb boog voorover en plaatste zijn beide handen stevig op haar schouders. Hij schudde haar zachtjes.
“Caitlin?” zei hij, en hij hoorde de bezorgdheid in zijn eigen stem. “CAITLIN!?” riep hij luider terwijl hij met nog krachtiger voortging met schudden.
Maar ze reageerde niet en zijn hele lijf werd koud toen hij zich inbeeldde hoe zijn leven er zou uitzien zonder dat ze er deel van uitmaakte. Hij wist dat tijdreizen een gevaar inhield en dat niet alle vampiers elke reis overleefden. Maar hij had er nooit echt rekening genouden met de mogelijkheid dat iemand kon sterven op de terugweg. Had hij een fout gemaakt door haar te blijven aanmoedigen om verder te gaan met de zoektocht, met de missie? Had hij het beter zo gelaten en had hij er beter aangedaan om zich met haar te vestigen in het laatste tijdperk en op de vorige plek waar ze geweest waren?