Морган Райс - De Zwaarte van Eer стр 7.

Шрифт
Фон

Het onophoudelijke geluid van de paarden en hun wapenrustingen vulde de nacht. Duncan voelde de kou nauwelijks. Zijn hart was warm door hun overwinning, door het groeiende leger achter hem, door de anticipatie. Eindelijk, na al die jaren, voelde hij het tij weer keren. Hij wist dat Andros zwaar bewaakt werd door een professioneel leger, dat ze zwaar in de minderheid zouden zijn, dat de hoofdstad versterkt zou zijn, en dat ze niet de mankracht hadden om de stad te bezetten. Hij wist dat hij onderweg was naar de strijd van zijn leven, de strijd die het lot van Escalon zou bepalen. Maar dat was de zwaarte van eer.

Duncan wist ook dat hij en zijn mannen een doel hadden, een verlangen—en bovenal, snelheid en de kracht van verrassing. De Pandesianen zouden nooit een aanval op de hoofdstad verwachten, niet door een onderdrukt volk, en zeker niet ’s nachts.

Eindelijk, terwijl de dag langzaam aanbrak, de hemel nog steeds gehuld in een blauwe waas, zag Duncan in de verte de bekende contouren van de hoofdstad opdoemen. Het was een uitzicht waarvan hij niet had gedacht dat hij het ooit nog zou aanschouwen—een uitzicht dat zijn hart sneller deed kloppen. Hij werd overspoeld door herinneringen aan de jaren dat hij hier had gewoond en de Koning en het land trouw had gediend. Hij herinnerde zich Escalon op het hoogtepunt van haar glorie, een trotse, vrije natie die onverslaanbaar had geleken.

Maar het bracht ook bittere herinneringen omhoog: het verraad van de zwakke Koning, zijn overgave van de hoofdstad en van Escalon. Hij herinnerde zich hoe hij en alle andere grote krijgsheren gedwongen waren geweest om in schaamte te vertrekken, allemaal verbannen naar hun eigen vestingen. Bij het zien van de majestueuze contouren van de stad voelde hij verlangen, nostalgie, angst en hoop, allemaal tegelijk. Dat waren de contouren die zijn leven hadden gevormd, de contouren van de mooiste stad in Escalon, de stad die al eeuwenlang werd geregeerd door koningen, en zich zo ver uitstrekte dat het lastig was om te zien waar ze eindigde. Duncan haalde diep adem. Hij zag de bekende borstweringen en koepels en torens die nog altijd in zijn geheugen gegrift stonden. Op een bepaalde manier was het net alsof hij thuis kwam—maar Duncan was niet langer de verslagen, trouwe commandant die hij ooit was geweest. Hij was nu sterker. Hij zou aan niemand verantwoording afleggen. En hij had een leger bij zich.

De stad werd nog steeds verlicht door fakkels, als overblijfselen van de nachtwacht, en begon de lange nacht van zich af te schudden, gehuld in de ochtendmist. Terwijl Duncan naderde, kwam er iets in het zicht dat zijn bloed deed koken: de blauwe en gele banners van Pandesia, die trots over de kantelen van Andros gedrapeerd waren. Het maakte hem misselijk—en het gaf hem een hernieuwde vastberadenheid.

Duncan liet zijn blik over de poorten glijden, en zijn hart zwol toen hij zag dat die alleen door een skeleton crew werden bewaakt. Hij haalde opgelucht adem. Als de Pandesianen hadden geweten dat ze kwamen, zouden de poorten door duizenden soldaten bewaakt worden—en dan zouden Duncan en zijn mannen geen schijn van kans maken. Maar de skeleton crew vertelde hem dat ze het niet wisten. De duizenden Pandesiaanse soldaten die hier gestationeerd waren sliepen waarschijnlijk nog. Duncan en zijn mannen waren gelukkig snel genoeg geweest om nog een kans te maken.

Dit element van verrassing, wist Duncan, zou hun enige voordeel zijn, het enige waardoor ze een kans hadden om de enorme hoofdstad te bezetten. De hoofdstad met haar vele kantelen, ontworpen om een leger buiten te houden. Dat—en Duncans bevoorrechte kennis van haar fortificaties en zwakke plekken. Gevechten, wist hij, waren wel met minder gewonnen. Duncan bestudeerde de ingang van de stad, en hij wist waar hij eerst moest aanvallen als ze een kans wilden hebben op de overwinning.

“Degene die de poorten bezet, heeft de macht over de hoofdstad!” schreeuwde Duncan naar Kavos en zijn andere commandanten. “Ze mogen niet dicht—we kunnen ze niet dicht laten gaan, ongeacht de prijs. Als ze de poorten sluiten, zijn we voorgoed buitengesloten. Ik zal een kleine strijdmacht met me meenemen en op volle snelheid op de poorten af rijden. Jullie,” zei hij, gebarend naar Kavos, Bramthos en Seavig, “leiden de rest van onze mannen naar de vestingen en beschermen onze flanken tegen de soldaten.”

Kavos schudde zijn hoofd.

“Met een kleine strijdmacht op die poorten af denderen is roekeloos,” schreeuwde hij. “Je zult omsingeld worden, en als ik aan het vechten ben in de vesting, kan ik je niet dekken. Het is zelfmoord.”

Duncan glimlachte.

“Dat is ook de reden dat ik mezelf deze taak heb toebedeeld.”

Duncan dreef zijn paard aan en reed voor de anderen uit, naar de poorten toe. Anvin, Arthfael en een tiental van zijn beste commandanten, mannen die Andros net zo goed kenden als hij, mannen waar hij zijn hele leven mee had gevochten, reden achter hem aan. Ze stormden op volle snelheid op de stadspoorten af, terwijl achter hen, zag Duncan vanuit zijn ooghoek, Kavos, Bramthos, Seavig en de rest van hun leger afbogen richting de Pandesiaanse vestingen.

Duncan, wiens hart hevig tekeer ging, wist dat ze de poorten moesten bereiken voor het te laat was. Hij bracht zijn hoofd naar beneden en spoorde zijn paard aan om sneller te gaan. Ze galoppeerden over het midden van de weg, over de Koningsbrug. De paardenhoeven roffelden over het hout, en Duncan voelde de opwinding van de strijd die naderde. Terwijl de zon opkwam, zag Duncan het geschrokken gezicht van de eerste Pandesiaan die hen in de gaten kreeg, een jonge soldaat die slaperig op wacht stond op de brug. Hij knipperde met zijn ogen, en zijn gezicht betrok van angst. Duncan verkleinde de afstand tussen hen, bereikte hem, bracht zijn zwaard naar beneden, en voor de jongen zijn schild op kon tillen had hij hem uitgeschakeld.

De strijd was begonnen.

Anvin, Arthfael en de anderen wierpen speren en haalden een half dozijn Pandesiaanse soldaten neer. Ze galoppeerden onverminderd door in de wetenschap dat hun leven op het spel stond. Ze stormden de brug over, recht op de wijd open poorten van Andros af.

Ze hadden nog een goede honderd meter te gaan. Duncan keek omhoog naar de legendarische gouden poorten van Andros, dertig meter hoog, drie meter dik. Hij wist dat zodra ze gesloten zouden worden, de stad ondoordringbaar zou zijn. Het zou professioneel bezettingsmaterieel vergen, dat hij niet had, en heel veel maanden—die hij ook niet had. Die poorten waren, ondanks eeuwen van aanvallen, nog nooit bezweken. Als hij ze niet op tijd zou bereiken, zou alles verloren zijn.

Er waren enkele tientallen Pandesiaanse soldaten die de poorten bewaakten. Ze waren slechts licht bewaakt, de mannen waren nog slaperig en niemand verwachtte een aanval. Duncan spoorde zijn paard aan om nog sneller te gaan. Zijn tijd was beperkt. Hij moest ze bereiken voor ze hem in de gaten kregen; hij had nog slechts één minuut nodig om zijn overleving te verzekeren.

Maar plotseling klonk er een luide hoorn, en Duncans hart viel toen hij, hoog op de borstweringen, een Pandesiaanse nachtwaker naar beneden zag staren. Hij blies op de waarschuwingshoorn, en toen nog eens, en nog eens. Het geluid echode tussen de stadsmuren door, en Duncans hart zonk toen hij wist dat het enige voordeel dat ze hadden gehad verloren was. Hij had de vijand onderschat.

De Pandesiaanse soldaten bij de poorten kwamen in actie. Ze stormden naar voren en zetten hun schouders tegen de poorten, zes man aan elke kant, en begonnen met alle macht te duwen. Tegelijkertijd begonnen vier andere soldaten aan de enorme zwendels te draaien, terwijl nog vier anderen aan kettingen trokken, twee aan elke kant. Met een luid gekraak begonnen de poorten te sluiten. Duncan keek vol wanhoop toe. Het voelde alsof ze zijn doodskist sloten.

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора