“Deze heb je laten vallen,” zei hij grinnikend. Ze had de onderbroek uit zijn handen gegrist.
“Wat wil je?” snauwde ze terug.
“Praat je zo tegen je nieuwe stiefvader?”
Hij kwam een halve stap dichterbij.
“Je bent niet mijn stiefvader.”
“Maar dat word ik wel—en snel.”
Ze probeerde zich weer te richten op het vouwen van haar kleren, maar hij zette nog een stap dichterbij. Te dichtbij. Haar hart bonsde in haar keel.
“Ik denk dat het tijd is dat we elkaar een beetje beter leren kennen,” zei hij terwijl hij zijn riem losmaakte. “Vind je niet?”
Verschrikt probeerde ze zich langs hem heen te wurmen, om door de deur de kleine kamer uit te komen, maar toen ze dat deed, blokkeerde hij de weg, en greep hij haar ruw vast en duwde haar hard tegen de muur.
Toen was het gebeurd.
Razernij stroomde door haar heen. Een razernij zoals ze die nog nooit had ervaren. Ze voelde hoe haar lichaam heter werd, als vuur, van top tot teen. Terwijl hij op haar af kwam, sprong zij op en trapte hem met beide voeten op zijn borst.
Ondanks dat zij ongeveer drie keer zo klein was als hij, viel hij achterover door de deur, die krakend van zijn scharnieren viel, en vloog nog drie meter de volgende kamer in. Het leek alsof een kanon hem door het huis had afgeschoten.
Caitlin had daar trillend gestaan. Ze was nooit een gewelddadig persoon geweest, en had nog nooit iemand geslagen. En ze was ook helemaal niet groot of sterk. Hoe wist ze hoe ze hem moest schoppen? Hoe had ze zelfs maar de kracht gehad? Ze had nog nooit iemand—laat staan een volwassen man—door de licht zien vliegen, of een deur laten versplinteren. Waar was die kracht vandaan gekomen?
Ze liep op hem af, en stond boven hem.
Hij was bewusteloos, en lag plat op zijn rug. Ze vroeg zich af of ze hem gedood had. Maar op dat moment raasde de razernij door haar heen, en het deed haar niets. Ze maakte zich meer zorgen over zichzelf, over wie—of wat—ze eigenlijk was.
Ze zag Frank nooit meer. Hij verliet haar moeder de volgende dag, en kwam nooit meer terug. Haar moeder had vermoed dat er iets tussen hen was gebeurd, maar ze zei er nooit wat over. Wel gaf ze Caitlin de schuld voor het einde van de relatie, voor het verpesten van de ene gelukkige tijd in haar leven. En dat was ze sindsdien blijven doen.
Caitlin keek weer naar haar afbladderende plafond, haar hart klopte opnieuw in haar keel. Ze dacht aan de razernij van vandaag, en vroeg zich af of deze twee gebeurtenissen met elkaar verbonden waren. Ze had altijd aangenomen dat de gebeurtenis met Frank gewoon een raar, eenmalig incident was geweest, waarbij zij een vreemde kracht had gehad. Maar nu vroeg ze zich af of er niet meer was. Lag er een of andere kracht in haar binnenste? Was ze een of andere rariteit?
Wie was zij?
Hoofdstuk Drie
Caitlin rende. De pestkoppen waren terug, en ze zaten achter haar aan door de steeg. Een doodlopend stuk lag voor haar, een massieve muur, maar toch rende ze ernaartoe. Terwijl ze rende versnelde ze tot onmogelijke snelheid, en de gebouwen vlogen voorbij. Ze voelde de wind door haar haren heen razen.
Toen ze dichterbij was, sprong ze en ze bevond zich meteen bovenop de muur van tien meter hoog. Nog een sprong van tien meter en ze landde op beton zonder haar evenwicht te verliezen, en ze bleef rennen. Ze voelde zich krachtig, onoverwinnelijk. Haar snelheid werd nóg groter, en het voelde alsof ze kon vliegen.