Royce draaide zich met een ruk om en stak zijn zwaard in de borstkas van een zeeman die naar hem toe rende. Ondanks het feit dat hij nauwelijks overeind kon blijven, vond Royce de kracht om het kristallen zwaard dwars door de man heen te boren. Tegelijkertijd kwam het zwaard van de zeeman naar beneden. Royce voelde de impact van de klap op zijn wapenrusting. De zeeman bleef even verstijfd staan, waarna hij in elkaar zakte.
Royce ging door met het bevrijden van de anderen en er rende nog een zeeman op hen af. Deze keer dook Ember naar beneden. De vogel klauwde naar zijn gezicht, waardoor Bolis de kans kreeg om hem over de reling te trappen.
Toen, met het schrapende geluid van hout op steen, liep het schip op de rotsen. Het hele dek draaide verticaal.
Mannen schreeuwden het uit terwijl ze over het dek gleden en in het water vielen. Royce zag iets uit het water omhoog komen, lang en slangachtig, met vlijmscherpe vinnen en tanden zo scherp als messen. Het wezen rees als een toren op uit het water, een man in zijn bek. De man schreeuwde het uit toen die tanden zich door hem heen boorden. Het beest had een andere man in zijn greep en Royce hoorde het kraken van botten toen hij door de enorme kracht van het beest verpletterd werd.
Royce had een moment om naar de wreedheid van de dood te staren. Toen begon ook hij over het dek te glijden, richting de wachtende muil van het zeemonster.
Hij graaide naar de reling en kon zich nog maar nauwelijks vasthouden. Naast hem klampten Mark, Matilde, Bolis en Neave zich krampachtig aan de reling vast terwijl het schip uit elkaar werd getrokken.
“Wat was je plan precies?” vroeg Mark.
“Dit is het,” gaf Royce toe. Het schip op de rotsen laten lopen en daarna bedenken wat de volgende stap was. Het was een zet die op niets anders dan hoop gebaseerd was en nu zaten ze vast op een schip dat langzaam in tweeën scheurde, klaar om hen tegen de rotsen te smijten. Of erger, hen de diepte in te sleuren.
“Wat doen we nu?” vroeg Neave. Ze had één arm om de reling heen geslagen, de andere om Matilde.
“Ik denk…” zei Royce, die probeerde door de mist in zijn hoofd heen te komen. “Ik denk dat we moeten springen!”
“Daarin?” zei Bolis. “Ben je gestoord?”
“Als we hier blijven hangen worden we straks de diepte in gesleurd,” zei Royce. “We moeten van het schip af en de enige manier om dat te doen is door te springen!”
Maar er was nog een andere reden om te springen. Er renden nog meer mannen over het dek en ze waren met te veel om tegen te vechten in deze verzwakte toestand. In welke toestand dan ook. Gwylim was er, zijn bek onder het bloed, maar wat kon een wezen als hij aan deze situatie veranderen?
Ze hadden nog maar één keus, dus Royce maakte de beslissing voor zijn vrienden. Zonder te aarzelen duwde hij Bolis en Mark over de reling. Matilde zag eruit alsof ze wilde proberen om te blijven hangen, maar Neave trok haar met zich mee. Gwylim liep naar voren en gaf een grom voordat hij sprong.
Nu was er nog maar één ding te doen. Royce ging op de reling staan en keek omlaag, naar het wervelende, schuimende water. Hij stopte het kristallen zwaard terug in de schede en hoopte dat het harnas dat hij in de toren had gevonden net zo licht was als het voelde…
…en hij sprong.
HOOFDSTUK VIER
Raymond stond samen met zijn broers op een kruispunt aan de rand van het hertogdom. Hij wist dat hij verder moest, maar tegelijkertijd wilde hij nog niet dat ze uit elkaar gingen. Spoedig zouden hij, Lofen en Garet op weg moeten gaan om de dingen te doen die Royce nodig had; die ze allemáál nodig hadden.
“Nerveus?” vroeg hij de anderen.
“Natuurlijk niet,” zei Lofen met merkbare bravoure. Lofen was altijd klaar om te vechten. Dat zou wellicht in zijn voordeel zijn als hij op zoek ging naar de Picti, maar toch betrapte Raymond zichzelf op de gedachte dat het beter zou zijn als hij meer had dan een routekaart en een algemeen idee.
“Ik zal doen wat nodig is,” zei Garet, die duidelijk probeerde net zo dapper te lijken als zijn broers. Raymond wilde hem vertellen dat hij wíst dat Garet dapper was—tijdens hun gevangenschap in Altfors kerker had hij gezien hoe sterk zijn broers waren. “Ik zal de vlaggendragers halen.”
“En ik zal degenen halen die zullen helpen,” zei Moira, wiens paard naast dat van Garet stond. Raymond wist niet wat hij van haar moest denken. Het feit dat ze van adel was zou helpen om de adel aan hun kant te krijgen. Bovendien had ze zelf aangeboden om te helpen. Maar Raymond zag hoe Garet naar haar keek en hij wíst gewoon dat het gecompliceerd zou worden.
“Doe voorzichtig,” zei Raymond tegen zijn jongste broer. Toen richtte hij zijn aandacht op Moira. Hij kon niet ontkennen dat ze mooi was en hij kon het haar niet kwalijk nemen dat ze door de adel was meegenomen. Toch was er iets aan de manier waarop ze haar hulp had aangeboden dat hem een ongemakkelijk gevoel gaf. “Zorg dat híj voorzichtig doet.”
“Ik ben geen klein kind,” zei Garet. “Ik ben een man en ik pak dit aan als een man.”
“Zolang je de mensen die we nodig hebben maar hierheen haalt,” zei Raymond.
“Ik heb de makkelijkste taak,” benadrukte Garet. “Jij bent degene die mensen moet overtuigen om in opstand te komen.”
Raymond knikte. “Dat doen ze wel. Ze doen het voor Royce.”
Hij had gezien hoe Royce in staat was mensen te overtuigen om harder te vechten en hoe zijn broer de meest gevaarlijke tegenstanders had verslagen. Hij had meesterlijke vechters als heer Alistair verslagen en de troepen van graaf Undine bij elkaar gekregen. Het volk zou uit naam van Royce in opstand komen.
“Dan denk ik dat onze wegen hier scheiden,” zei Lofen. Er zat weinig emotie in zijn stem, maar Raymond wist dat Lofen veel meer voelde dan hij liet blijken. Raymond hoopte alleen maar dat zijn broer bij de Picti wel wat emotie zou laten zien. Hij hoopte ook dat hem niets zou overkomen. Ze hadden tenslotte allemaal gezien waar de wilden toe in staat waren, daar bij de levensrots.
“Niet voor lang, hoop ik,” zei Raymond. “Vergeet niet—”
“Verzamelen bij het kasteel van graaf Undine, niet bij de oude hertog,” zei Lofen. “Aye, ik weet het. Je hebt het onderweg al vaak genoeg gezegd.”
“Ik wilde zeggen, niet vergeten dat ik van jullie hou, broers,” zei Raymond. “Ondanks het feit dat je een idioot bent, Lofen, en Garet nog te nat achter de oren is.”
“We gedragen ons in elk geval niet als een moederkip die overal doorheen kakelt,” kaatste Garet terug. Hij liet zijn paard keren en dreef het dier aan. “Ik zie je snel, broer, met een leger!”
“Ik let wel op hem,” zei Moira, die haar eigen paard liet keren om achter Garet aan te rijden.
“Graag,” riep Raymond haar na.
“Je bent hard voor haar,” zei Lofen terwijl de twee wegreden.
“Het is meer dat ik bang ben dat Garet haar niet aan kan,” zei Raymond.
Hij zag zijn broer zijn schouders ophalen. “Hij krijgt tenminste een mooie vrouw met zich mee die de mensen kent die hij moet zoeken. Waarom kon die Neave niet met mij mee…”
Raymond moest lachen. “Denk je dat ze geïnteresseerd zou zijn in jou? Je hebt haar gezien met Matilde. Trouwens, de Picti zullen niet moeilijk te vinden zijn. Loop gewoon door de wildernis tot een van hen op je schiet.”
Lofen slikte. “Je maakt een grapje, maar je praat wel anders als ik met pijlen in mijn lijf terugkeer. Toch doe ik het. Ik neem mijn eigen leger mee terug. Eens zien of de adel het kan opnemen tegen de wilden.”
Hij liet zijn paard keren en reed in de richting van het gebied van de Picti. Raymond bleef alleen op het kruispunt achter. Het voelde alsof hij van hun drieën de makkelijkste taak had: de reeds ontevreden mensen in het koninkrijk overtuigen om zich bij hen aan te sluiten. Na zoveel jaren van misbruik door de adel onder koning Carris zouden ze zeker naar hem luisteren.