Wilde ze wel een kind op deze wereld zetten? Was het wel juist om een hulpeloos kind in zo’n wrede wereld groot te brengen? Het was ook niet zo dat Sophia iets wist over het moederschap, of dat ze haar nakomeling iets te leren had. Alles dat ze had geleerd in haar leven had te maken met de wreedheid die kwam na ongehoorzaamheid, of het geweld dat een wees mocht verwachten.
“We hoeven nu geen beslissing te nemen,” zei Emeline. “Dit kan wachten tot morgen.”
Cora schudde haar hoofd. “Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt. Het is beter als—”
“Stop,” zei Sophia, die de naderende discussie onderbrak. “Ophouden. Ik weet dat jullie allebei willen helpen, maar dit is niet iets dat jullie voor mij kunnen beslissen. Ik weet niet eens of ik dat zelf wel kan, maar ik zal wel moeten, en ik moet het alleen doen.”
Ze wenste dat ze er met Kate over kon praten, maar toen ze weer met haar gedachten de nacht in riep, kwam er nog altijd geen antwoord. Hoe dan ook, Kate was waarschijnlijk beter in het oplossen van problemen die te maken hadden met vijanden of achtervolgers. Dit was niet iets waar ze al eerder mee te maken had gehad.
Sophia liep naar de andere kant van de wagen en nam Cora’s poeder met zich mee. Ze vertelde hen niet wat ze ging doen, want op dat moment wist ze dat zelf niet eens. Sienne stond op om achter haar aan te lopen, maar Sophia duwde de boskat met haar gedachten van zich af.
Ze had zich nog nooit zo alleen gevoeld.
HOOFDSTUK DRIE
De laatste keer dat Angelica naar de vertrekken van de Weduwe was gegaan, was het omdat ze haar bij zich had laten roepen. Ze had zich toen al genoeg zorgen gemaakt. Nu ze op eigen initiatief kwam was ze doodsbang, en Angelica haatte dat. Ze haatte het gevoel van machteloosheid dat haar achtervolgde, ondanks het feit dat ze een van de belangrijkste aristocraten in het koninkrijk was. Ze kon doen wat ze wilde met haar dienstmeisjes, met haar zogenaamde vrienden, met de helft van de adel in het koninkrijk. Maar de Weduwe kon haar nog altijd laten executeren.
Het feit dat Angelica haar die macht had gegeven maakte de situatie nog erger. Ze had het gedaan op het moment dat ze had geprobeerd Sebastian te drogeren. Dit was geen koninkrijk waar de monarch iemand kon laten executeren door met haar vingers te knippen, maar in haar geval… er was geen jury van aristocraten die wat zij had gedaan als iets anders dan verraad zou beschouwen, mocht de Weduwe het zover willen laten komen.
Dus ze dwong zichzelf om kalm te blijven toen ze bij de deuren naar de vertrekken van de Weduwe arriveerde. De wachters zeiden niets. Ze wachtten slechts tot Angelica hen zou verzoeken om naar binnen te mogen. Als ze meer tijd had gehad, zou Angelica een dienstmeisje hebben gestuurd om een verzoek te doen. Als ze meer vertrouwen in haar macht had, zou ze de mannen berispt hebben om het feit dat ze haar geen respect toonden.
“Ik wil hare majesteit spreken,” zei Angelica.
“Wij zijn er niet van op de hoogte gesteld dat de koningin iemand zou ontvangen,” zei een van de wachters. Er was geen verontschuldiging, geen beleefdheid. Angelica nam zich stilletjes voor dat ze de man daarvoor zou laten boeten. Misschien als ze een manier kon vinden om hem uit te zenden naar de oorlog?
“Ik wist tot even geleden niet dat het noodzakelijk was,” zei Angelica. “Vraag haar of ze me wil ontvangen, alsjeblieft. Het gaat over haar zoon.”
De wachter knikte en ging naar binnen. Het noemen van Sebastians naam was voldoende om hem te motiveren, zelfs al kon Angelica’s positie dat niet. Misschien wist hij al wat de Weduwe Angelica duidelijk had gemaakt: dat wanneer het op haar zoons aankwam, er weinig was dat ze niet zou doen.
Dat was ook wat Angelica de hoop gaf dat dit zou kunnen werken, maar het was ook wat dit gevaarlijk maakte. De Weduwe zou kunnen voorkomen dat Sebastian zou vertrekken, maar ze kon er net zo goed voor kiezen om Angelica te laten executeren voor het feit dat ze er niet in was geslaagd om hem te verleiden, zoals haar was opgedragen. Maak hem gelukkig, had de oude tang haar gezegd, laat hem niet aan andere vrouwen denken. Ze was duidelijk genoeg geweest.
De wachter kwam al snel weer terug en hield de deur voor Angelica open. Hij boog niet zoals hij zou moeten, en kondigde haar ook niet met haar volledige titel aan.
“Milady d’Angelica,” riep hij in plaats daarvan.
Maar ja, wat voor titels had Angelica die het op konden nemen tegen die van een koningin? Welke macht had zij, die niet verbleekte naast de macht van de vrouw die in de zitkamer van haar vertrekken stond, haar gezicht als een zorgvuldig opgemaakt masker?
Angelica boog, want ze durfde niets anders te doen. De Weduwe gebaarde ongeduldig dat ze moest staan.
“Een onverwachts bezoek,” zei ze zonder te glimlachen, “en nieuws over mijn zoon. Ik denk dat we de formaliteiten wel kunnen overslaan.”
Maar als Angelica niet had gebogen, zou Sebastians moeder het haar ongetwijfeld kwalijk hebben genomen.
“U zei dat ik u ieder nieuwtje over Sebastian moest vertellen, Uwe Majesteit,” zei Angelica.
De Weduwe knikte en ging in een comfortabel uitziende stoel zitten. Ze nodigde Angelica niet uit om te gaan zitten.
“Ik weet wat ik gezegd heb. Ik weet ook wat ik gezegd heb dat er zou gebeuren als je dat niet deed.”
Angelica kon zich de dreigementen maar al te goed herinneren. Het Masker van Lood, de traditionele straf voor verraders. Alleen de gedachte al deed haar huiveren.
“Wel?” vroeg de Weduwe. “Ben je erin geslaagd om mijn zoon de meest gelukkige aanstaande echtgenoot ter wereld te maken?”
“Hij zei dat hij wegging,” zei Angelica. “Hij was kwaad omdat hij vond dat hij gemanipuleerd werd, en zei dat hij achter de hoer aanging waar hij van hield.”
“En jij hebt niets gedaan om hem tegen te houden?” wilde de Weduwe weten.
Angelica kon nauwelijks geloven dat ze dat zei. “Wat had ik moeten doen? Hem bij de deur tackelen? Hem in zijn kamer opsluiten?”
“Moet ik het voor je uitschrijven?” zei de Weduwe. “Sebastian mag dan geen Rupert zijn, maar hij is en blijft een man.”
“Denkt u dat ik dat niet geprobeerd heb?” kaatste Angelica terug. Dat deed haar nog het meeste pijn. Ze was nog nooit eerder afgewezen. Wie ze ook had gewild, of dat nu uit oprecht verlangen was geweest of simpelweg om te bewijzen dat ze hem kon krijgen, ze waren allemaal op haar avances ingegaan. Sebastian was de enige die haar ooit had afgewezen. “Hij is verliefd.”
De Weduwe zat daar en leek een beetje te kalmeren. “Dus je wil me vertellen dat je niet de echtgenote kunt zijn die ik voor mijn zoon nodig heb? Dat je hem niet gelukkig kunt maken? Dat je nutteloos voor me bent?”
Angelica zag het gevaar te laat.
“Dat zei ik niet,” zei ze. “Ik ben alleen gekomen omdat—”
“Omdat je wilde dat ik je problemen voor je oploste, en omdat je bang was voor wat er zou gebeuren als je niet kwam,” zei de Weduwe. Ze ging staan en prikte met haar vinger tegen Angelica’s borst. “Wel, ik ben bereid om je wat advies te geven. Als hij het meisje volgt, zij zal waarschijnlijk naar Monthys gaan, in het noorden. Is dat voldoende voor je, of moet ik ook een kaart voor je tekenen?”
“Hoe weet u dat?” vroeg Angelica.
“Omdat ik weet waar dit om gaat,” snauwde de Weduwe terug. “Laat het duidelijk wezen, Milady. Ik heb al iets gedaan om mijn zoon onder controle te houden. Ik heb jou gestuurd om hem af te leiden. Nu, als het nodig is, zal ik die optie verwerpen, maar dan zou er geen huwelijk zijn, en ik zou… zeer teleurgesteld in je zijn.”
Ze hoefde er verder geen woorden aan vuil te maken. In het beste geval zou Angelica van het hof worden weggestuurd. In het ergste geval…
“Ik maak het goed,” beloofde ze. “Ik zal ervoor zorgen dat Sebastian van mij gaat houden, en alleen van mij.”