“Nou,” zei Lacey terwijl ze het laatste stukje croissant in haar mond stopte. “Dan mag ik mezelf gelukkig prijzen. Ik betwijfel dat ze geïnteresseerd zijn in antiek.”
Tom klopte op de toonbank. “Klop dat maar af, Lacey. Je wil jezelf niet vervloeken.”
Lacey wilde zeggen dat ze niet bijgelovig was, maar toen dacht ze aan de oude man en de ballerina van eerder en besloot dat het beter was om het lot niet te tarten. Ze klopte op de toonbank.
“Zo. De vloek is officieel verbroken. Maar ik kan beter gaan. Ik heb nog heel veel spullen te taxeren voor de veiling morgen.”
De bel boven de deur rinkelde en Lacey zag een grote groep kinderen naar binnen stromen. Ze waren gekleed in feestjurken en droegen hoedjes. Er liep ook een klein, dik blond meisje bij, verkleed als prinses, met een helium ballon. “Het is mijn verjaardag!” riep ze tegen niemand in het bijzonder.
Lacey keek Tom grijnzend aan. “Het lijkt erop dat je straks je handen vol hebt hier.”
Hij keek verbijsterd en bovendien een beetje huiverig.
Lacey sprong van de kruk af, gaf Tom een zoen op zijn lippen en liet hem achter, overgeleverd aan de genade van een groep achtjarige meisjes.
*
Toen ze weer in haar winkel was, ging Lacey verder met het taxeren van de laatste maritieme items voor de veiling.
Ze was met name enthousiast over een sextant die ze op een zeer onwaarschijnlijke plek op de kop had getikt; een liefdadigheidswinkel. Ze was er naar binnengelopen om de retro spelconsole te kopen die ze in het raam hadden staan—iets waar haar door computers geobsedeerde neefje Frankie dol op zou zijn—toen ze het zag. Een dubbele sextant in een mahoniehouten behuizing en ebbehouten handvaten, uit het begin van de negentiende eeuw. Het lag daar gewoon op de plank, tussen hippe mokken en een aantal walgelijk schattige teddyberen.
Lacey had haar ogen niet kunnen geloven. Ze was tenslotte een nieuwkomer in de antiekwereld. Zo’n vondst moest wel ijdele hoop zijn. Maar toen ze erheen was gelopen om het te inspecteren, zag ze aan de onderkant de inscriptie ‘Bate, Poultry, London’ staan. Dat bevestigde haar vermoedens; ze had een echte, zeldzame Robert Brettel Bate in haar handen!
Lacey had meteen Percy gebeld, weten dat hij de enige persoon in de wereld was die net zo opgewonden zou zijn als zij. Ze had gelijk gehad. De man had geklonken alsof Kerstmis dit jaar vroeg was gekomen.
“Wat ga je ermee doen?” had hij gevraagd. “Je moet een veiling organiseren. Zo’n zeldzaam item zet je niet zomaar op eBay. Het verdient bombarie.”
Hoewel het Lacey had verrast dat iemand van Percy’s leeftijd wist wat eBay was, voelde ze zich aangetrokken tot het woord veiling. Kon ze dat? Kon ze zo snel na de eerste nog een veiling houden? Voorheen had ze een compleet landgoed vol Victoriaanse meubels gehad om te verkopen. Ze kon niet alleen voor dit item een veiling organiseren. Bovendien voelde het immoreel om zeldzaam antiek van een liefdadigheidswinkel te kopen, terwijl ze wist wat het waard was.
“Ik weet het al,” zei Lacey, die een idee kreeg. “Ik gebruik de sextant als lokaas, om een algemene veiling te promoten. En wat ik verdien aan de verkoop kan dan aan de liefdadigheidswinkel gedoneerd worden.”
Dat zou twee dilemma’s oplossen; het nare gevoel van iets onder de waarde kopen bij een liefdadigheidswinkel, én wat ze ermee moest doen zodra ze het had.
En dat was hoe het plan was ontstaan. Lacey had de sextant gekocht (en de console, die ze in haar opwinding had laten vallen en bijna was vergeten weer op te rapen), besloten een nautisch thema te kiezen en was toen aan de slag gegaan met curatie en promotie.
Het geluid van de bel boven de deur deed Lacey uit haar gemijmer opschrikken. Ze keek op en zag haar grijsharige, in cardigan geklede buurvrouw, Gina, naar binnen lopen. Boudica, haar Border Collie, volgde haar op de voet.
“Wat doe jij hier?” vroeg Lacey. “Ik dacht dat we hadden afgesproken voor de lunch.”
“Hebben we ook!” antwoordde Gina. Ze wees naar de grote koperen en smeedijzeren klok die aan de muur hing.
Lacey wierp er een blik op. Samen met alle andere spullen in de ‘Scandinavische hoek,’ was de klok een van haar favoriete decoratie items in de winkel. Hij was antiek (natuurlijk) en zag eruit alsof hij ooit aan de gevel van een Victoriaans werkhuis had gehangen.
“Oh!” riep Lacey uit, die eindelijk zag hoe laat het was. “Het is half twee. Nu al? De dag is voorbij gevlogen.”
Het was de eerste keer dat de twee vriendinnen gepland hadden om de winkel een uur te sluiten en samen eens goed te lunchen. En ‘gepland’ betekende dat Gina Lacey op een avond met te veel wijn had volgegoten en had aangedrongen tot ze was gezwicht en akkoord was gegaan. Het was waar dat vrijwel elke inwoner en bezoeker in Wilfordshire de lunch in een café of pub doorbracht. Vrijwel niemand zou in dat uur door een antiekzaak willen struinen, dus een uurtje dichtgaan zou waarschijnlijk geen gevolgen hebben Lacey’s handel. Maar nu Lacey wist dat maandag een nationale feestdag was, begon ze aan zichzelf te twijfelen.
“Misschien is het toch niet zo’n goed idee,” zei Lacey.
Gina zette haar handen op haar heupen. “Hoezo? Wat voor smoes heb je nu weer bedacht?”
“Nou, ik wist niet dat vandaag een nationale feestdag was. Er zijn veel meer mensen in de stad dan normaal.”
“Veel meer mensen, niet veel meer klánten,” zei Gina. “Want over tien minuten zitten ze allemaal in een café of pub of koffiezaak, net zoals wij! Kom op, Lacey. We hebben het hierover gehad. Niemand koopt antiek tijdens de lunch!”
“Maar wat als er Europeanen bij zitten?” zei Lacey. “Je weet dat ze alles later doen op het continent. Als ze avondeten om negen of tien uur ’s avonds, hoe laat lunchen ze dan? Waarschijnlijk niet om één uur!”
Gina greep haar bij haar schouders. “Je hebt gelijk. Maar zij doen een siësta tijdens de lunch. Als er Europese toeristen zijn, liggen ze het komende uur te slapen. Met andere woorden, ze gaan niet winkelen in een antiekzaak!”
“Oké, best. Dus de Europeanen slapen. Maar wat als ze van verder weg komen en ze nog een jetlag hebben, zodat ze geen trek hebben maar wel zin om op zoek te gaan naar antiek?”
Gina kruiste haar armen. “Lacey,” zei ze op moederlijke toon. “Je hebt een pauze nodig. Je werkt jezelf kapot als je elke minuut van elke dag doorbrengt binnen deze vier muren, hoe kunstzinnig ze ook gedecoreerd zijn.”
Lacey trok haar lippen op. Toen legde ze de sextant op de toonbank neer en liep erachter vandaan. “Je hebt gelijk. Een uurtje kan geen kwaad.”
Het waren woorden waar Lacey spoedig spijt van zou krijgen.
HOOFDSTUK DRIE
“Ik wil dolgraag het nieuwe theehuis bezoeken,” zei Gina uitbundig terwijl zij en Lacey over het strand liepen. Hun trouwe viervoeters renden achter elkaar aan door de branding, kwispelend van opwinding.
“Hoezo?” vroeg Lacey. “Wat is er zo goed aan?”
“Niets in het bijzonder,” antwoordde Gina. Toen fluisterde ze, “Ik heb alleen gehoord dat de nieuwe eigenaar vroeger professioneel worstelaar was! Ik kan niet wachten om hem te ontmoeten.”
Lacey kon zichzelf niet bedwingen. Ze gooide haar hoofd achterover en schaterde van het lachen. Wat een absurd gerucht! Aan de andere kant, het was nog niet zo lang geleden dat iedereen in Wilfordshire had gedacht dat zij een moordenares was.
“Zullen we dat gerucht maar met een korreltje zout nemen?” stelde ze voor.
Haar vriendin snoof spottend en de twee schoten in de lach.
Het strand zag er, mede dankzij het warmere weer, vandaag bijzonder aanlokkelijk uit. Het was nog niet warm genoeg om te zonnen of pootje te baden, maar er waren tal van mensen op het strand om een wandeling te maken of een ijsje te halen. Terwijl ze liepen kletsten de twee vriendinnen bij. Lacey vertelde Gina over het telefoontje van David en het ontroerende verhaal van de man en de ballerina. Toen kwamen ze bij het theehuis.