“Hoe gaat het met je vader, Angelica?” vroeg ze. “Heer Robert was altijd trouw aan mijn echtgenoot toen hij nog leefde. Is zijn ademhaling nog slecht?
“De frisse lucht op het platteland doet hem goed, uwe Majesteit,” zei Angelica. Ze dacht aan de uitgestrekte landgoederen waar ze maar wat graag uit de buurt bleef. “Hoewel hij niet zo vaak meer op jacht gaat als hij vroeger deed.”
“De jonge mannen rijden in de voorhoede van de jacht,” zei de Weduwe, “terwijl de meer verstandige zielen achterblijven en op hun eigen tempo rijden. Toen ik met jachten meeging, was het met een valk, niet met een roedel blaffende honden. Valken zijn minder roekeloos, en ze zien meer.”
“Een uitstekende keuze, uwe Majesteit,” zei Angelica.
“En je moeder, is zij nog steeds bezig met haar bloemen?” vroeg de Weduwe terwijl ze aan haar thee nipte. “Ik heb haar altijd benijd om de prijstulpen die ze kweekte.”
“Ik geloof dat ze aan een nieuwe variant werkt, uwe Majesteit.”
“Ongetwijfeld om soorten met elkaar te combineren,” zei de Weduwe peinzend, en ze zette haar kopje neer.
Angelica vroeg zich af wat hier het punt van was. Ze betwijfelde dat de machthebber van het koninkrijk haar hierheen had laten komen om de onbeduidende details van haar familie te bespreken. Als zij zou regeren, zou Angelica zeker geen aandacht hebben besteed aan dergelijke zinloze zaken. Angelica nam nauwelijks de moeite voor het doorlezen van de brieven die afkomstig waren van de landgoederen van haar ouders.
“Verveel ik je, liefje?” vroeg de Weduwe.
“Nee, natuurlijk niet, uwe Majesteit,” zei Angelica haastig. Dankzij de burgeroorlogen kon het koningshuis niet langer aristocraten gevangenzetten zonder rechtszaak, maar het was nog altijd geen goed idee om het risico te nemen hen te beledigen.
“Ik kreeg namelijk de indruk dat je mijn gezin fascinerend vond,” vervolgde de Weduwe. “In het bijzonder mijn jongste zoon.”
Angelica verstijfde, niet zeker wat ze nu moest zeggen. Ze had moeten weten dat een moeder haar interesse in Sebastian wel opgemerkt zou hebben. Was dat wat dit was? Een beleefd verzoek om hem met rust te laten?
“Ik weet niet wat u bedoelt,” antwoordde Angelica, die besloot dat ze het beste de rol van de bedeesde, jonge aristocrate kon spelen. “Prins Sebastian is natuurlijk erg knap, maar—”
“Maar je poging om hem te verdoven en hem voor jezelf te claimen ging niet zoals gepland?” vroeg de Weduwe, en nu klonk haar stem zo hard als staal. “Dacht je dat ik niet over dat kleine trucje zou horen?”
Nu begon Angelica bang te worden. De Weduwe was dan wel niet in staat zijn om haar zonder reden te laten executeren, maar executie was wel het gevolg van een aanslag op een lid van de koninklijke familie, zelfs met een rechtszaak. Misschien vooral met een rechtszaak, omdat er ongetwijfeld mensen zouden zijn die een voorbeeld wilden stellen voor anderen, of haar uit de weg wilden ruimen, of wraak wilden nemen op haar familie.
“Uwe Majesteit—” begon Angelica, maar de Weduwe onderbrak haar door haar vinger op te steken. In plaats van te spreken nam ze echter de tijd om haar kopje leeg te drinken, dat ze vervolgens in het haardvuur smeet. Het porselein brak met een geluid dat Angelica aan brekende botten deed denken.
“Een aanslag op mijn zoon is verraad,” zei de Weduwe. “Een poging om mij te manipuleren, en mijn zoon tot een huwelijk te dwingen, is verraad. Verraad dat volgens de traditie wordt bestraft met het Masker van Lood.”
Angelica’s maag trok zich samen bij de gedachte. Het was een afschuwelijke strafmaatregel van vroeger, één die ze nog nooit uitgevoerd had gezien. Men zei dat mensen al zelfmoord pleegden bij de gedachte eraan.
“Heb je erover gehoord?” vroeg de Weduwe. “De verrader krijgt een metalen masker op, waar gesmolten lood in wordt gegoten. Een afschuwelijke dood, maar doodsangst kan zo zijn voordelen hebben. En het zorgt er natuurlijk voor dat er een afgietsel van het gezicht kan worden genomen, om als herinnering aan de anderen te tonen.”
Ze pakte iets dat naast haar stoel lag. Het zag eruit als één van de vele maskers van de Gemaskerde Godin, die door het hele hof hingen. Deze had echter de indruk van een gezicht. Een doodsbang, gekweld gezicht.
“Allan van Courcer besloot tegen de kroon in opstand te komen,” zei de Weduwe. “We hebben de meeste van zijn mannen gewoon opgehangen, maar van hem hebben we een voorbeeld gemaakt. Ik kan me het geschreeuw nog goed herinneren. Het is grappig hoe die dingen blijven hangen.”
Angelica liet zich bijna hopeloos van haar stoel op haar knieën zakken, en keek naar de vrouw op.
“Alstublieft, uwe Majesteit,” smeekte ze, want op dat moment leek smeken haar enige optie. “Alstublieft, ik zal alles doen.”
“Alles?” zei de Weduwe. “Alles is een groot woord. Wat als ik wilde dat je de grond van je familie aan me schenkt, of als spion aan de slag gaat in het Nieuwe Leger dat uit de continentale oorlogen lijkt te ontstaan? Wat als ik besluit dat je je straf in één van de Verre Koloniën moet uitzitten?”
Angelica keek naar dat angstaanjagende dodenmasker, en wist dat er maar één antwoord op die vraag was.
“Alles, uwe Majesteit. Maar alstublieft, niet dat.”
Ze haatte het om zo te zijn. Ze behoorde tot de meest vooraanstaande aristocraten van het land, maar nu voelde ze zich zo hulpeloos als de laagste landarbeider.
“Wat als ik wil dat je met mijn zoon trouwt?” vroeg de Weduwe.
Angelica staarde haar wezenloos aan, alsof ze haar woorden niet begreep. Als de vrouw had gezegd dat ze haar een kist met goudstukken zou geven en haar vervolgens weg zou sturen, zou het nog logischer hebben geklonken dan dit.
“Uwe Majesteit?”
“Blijf daar niet zo zitten terwijl je naar lucht hapt als een vis,” zei de vrouw. “Ga weer zitten. Je kunt op zijn minst proberen om eruit te zien als de beschaafde jonge vrouw waar mijn zoon mee moet trouwen.”
Angelica dwong zichzelf om weer op de stoel te gaan zitten. Toch had ze het gevoel dat ze ieder moment kon flauwvallen. “Ik weet niet zeker of ik het wel begrijp.”
De Weduwe zetten haar vingertoppen tegen elkaar. “Er valt niet veel te begrijpen. Ik ben op zoek naar een geschikte persoon om met mijn zoon te trouwen. Je bent mooi genoeg, komt uit een welgestelde familie, hebt goede banden met het hof, en uit je kleine plannetje blijkt dat je wel degelijk interesse hebt in de rol. Het is een regeling die uiterst gunstig is voor alle betrokkenen, denk je niet?”
Angelica begon weer een beetje tot zichzelf te komen. “Ja, uwe Majesteit. Maar—”
“Het is in ieder geval beter dan de alternatieven,” zei de Weduwe terwijl ze met haar vinger over het dodenmasker gleed. “In elke zin van het woord.”
Als ze het zo bracht, had Angelica geen keus. “Dat zou me zeer gelukkig maken, uwe Majesteit.”
“Je geluk is mijn zorg niet,” snauwde de Weduwe terug. “Het welzijn van mijn zoon en de veiligheid van dit rijk zijn dat wel. Jij zult geen van beide in gevaar brengen, want anders zwaait er wat.”
Angelica hoefde niet te vragen naar wat er zou zwaaien. Op dat moment voelde ze doodsangst door haar aderen stromen. Ze haatte dat. Ze haatte deze oude heks, die zelfs van iets wat ze wilde een dreigement kon maken.
“En Sebastian dan?” vroeg Angelica. “Van wat ik op het bal heb gezien, liggen zijn interesses… elders.”
Bij het roodharige meisje dat claimde uit Meinhalt te komen, maar die zich niet gedroeg als enig andere aristocrate die Angelica ooit had ontmoet.
“Dat zal niet langer een probleem zijn,” zei de Weduwe.
“Maar toch, als hij nog liefdesverdriet heeft…”
De vrouw keek haar doordringend aan. “Sebastian zal zijn plicht vervullen, zowel voor het rijk als voor zijn familie. Hij zal trouwen met wie hij moet trouwen, en we zullen er een vreugdevolle gelegenheid van maken.”