Морган Райс - De Zwaarte van Eer стр 5.

Шрифт
Фон

“Ik heb Escalon doorkruist om je te zien,” zei ze nerveus. Ze wist niet wat ze anders moest zeggen. De ochtendstilte slikte haar woorden door, de dorre vlaktes gevuld met niets anders dan het geluid van de golven in de verte. “Mijn vader heeft me gestuurd.”

Hij glimlachte naar haar. Het was een warme glimlach. De lijnen in zijn gezicht verkreukelden, alsof hij al duizend jaar had geleefd.

“Het was niet je vader die je stuurde,” antwoordde hij. “Maar iets veel groters.”

Ineens, zonder waarschuwing, draaide hij zich om en liep hij, met zijn staf, weg van de toren.

Kyra keek hem verbijsterd na. Ze begreep het niet; had ze hem beledigd?

Ze haastte zich om hem in te halen, Leo en Andor aan haar zijde.

“De toren,” zei ze verward. “Gaan we niet naar binnen?”

Hij glimlachte.

“Een andere keer, misschien,” antwoordde hij.

“Maar ik dacht dat ik naar de toren moest komen.”

“Dat heb je gedaan,” zei hij. “Maar niet om er naar binnen te gaan.”

Ze probeerde het te begrijpen terwijl ze zich haastte om hem in te halen. Hij liep richting de bomen. Zijn staf klikte op de aarde en de bladeren.

“Waar gaan we dan trainen?” vroeg ze.

“Je zult trainen waar alle grote krijgers trainen,” antwoordde hij. Hij keek voor zich uit. “In de bossen voorbij de toren.”

Hij ging het bos binnen, en hij bewoog zo snel dat Kyra bijna moest rennen om hem bij te houden, ook al leek hij op een rustig tempo te lopen. Ze vond hem steeds mysterieuzer worden, en er raasden een miljoen vragen door haar hoofd.

“Leeft mijn moeder nog?” vroeg ze, niet in staat om haar nieuwsgierigheid in toom te houden. “Is ze hier? Heb je haar ontmoet?”

De man glimlachte slechts en schudde zijn hoofd.

“Zo veel vragen,” antwoordde hij. “Hij liep een lange tijd zwijgend verder, het bos gevuld met de geluiden van vreemde wezens, en voegde toen toe, “Vragen, zo zal je ondervinden, hebben hier weinig betekenis. Antwoorden evenmin. Je moet leren je eigen antwoorden te vinden. De bron van je antwoorden. En nog belangrijker—de bron van je vragen.”

Kyra was verward terwijl ze verder door het bos liepen. De felgroene bomen leken bijna te gloeien. Het was een mysterieuze plek. Al spoedig verloor ze de toren uit het zicht, en het breken van de golven klonk verder weg. Ze had moeite om hem bij te benen op het kronkelende bospad.

De vragen brandden op haar tong, en uiteindelijk kon ze niet meer zwijgen.

“Waar gaan we heen?” vroeg ze. “Is dit waar je me gaat trainen?”

De man liep verder, over een stromend beekje heen, tussen eeuwenoude bomen door, waarvan het schors lichtgevend groen was. Ze volgde hem op zijn hielen.

“Ik ben niet degene die je zal trainen,” zei hij. “Dat zal je oom doen.”

Kyra was verbijsterd.

“Mijn oom?” vroeg ze. “Ik dacht dat jij mijn oom was.”

“Dat ben ik ook,” antwoordde hij. “En je hebt er nog één.”

“Nog één?” vroeg ze.

Uiteindelijk stopte hij bij de rand van een open plek in het bos, en zij stopte naast hem, buiten adem. Ze keek voor zich uit en was verbijsterd door wat ze zag.

Aan de andere kant van de open plek stond een enorme boom, de grootste die ze ooit had gezien, eeuwenoud. De takken strekten zich ver uit, glinsterend met paarse bladeren, en de stam moest zeker tien meter breed zijn. De takken kronkelden in elkaar en creëerden, op misschien drie meter van de grond, een kleine boomhut, die eruit zag alsof hij er altijd al had gezeten. Er scheen licht door de takken heen naar buiten, en toen Kyra op keek zag ze een eenzame figuur op de rand van de takken zitten, die naar hen leek te staren.

“Hij is ook je oom,” zei Kolva.

Kyra’s hart ging hevig te keer en ze begreep er niets van. Ze keek op naar de man waarvan hij had gezegd dat hij haar oom was en vroeg zich af of hij haar soms in de maling nam. Haar andere oom leek een jongen te zijn van misschien tien jaar oud. Hij zat perfect rechtop, alsof hij aan het mediteren was, en staarde recht voor zich uit. Zijn ogen waren felblauw. Zijn jongensachtige gezicht zat vol rimpels, alsof hij al duizend jaar oud was, en zijn huid was donker en bedekt met ouderdomsvlekken. Hij kon niet langer dan één meter twintig zijn geweest. Het was alsof hij een jongen met een ouderdomsziekte was.

Ze wist niet wat ze ervan moest maken.

“Kyra,” zei hij, “dit is Alva.”

HOOFDSTUK VIJF

Merk ging de Toren van Ur binnen, door de hoge, gouden deuren waarvan hij had gedacht dat hij er nooit doorheen zou gaan. Het licht binnen was zo fel dat het hem bijna verblindde. Hij hield een hand voor zijn ogen, en was verbijsterd door wat hij voor zich zag.

Daar, tegenover hem, stond een echte Wachter die Merk aan keek met zijn doordringende gele ogen. Het waren dezelfde ogen die Merk hadden aangestaard door de sleuf in de deur. Hij droeg een geel, wijd gewaad, zijn armen en benen bedekt, en de huid die wel zichtbaar was zag er bleek uit. Hij was verrassend kort, zijn kaken lang, zijn wangen ingevallen. Terwijl hij hem aanstaarde, voelde Merk zich ongemakkelijk. De korte gouden staf die hij vast hield leek licht te geven.

De Wachter bestudeerde hem zwijgend, en Merk voelde de tocht langs zich heen strijken toen de deuren plotseling dichtsloegen. Het holle geluid galmde van de muren, en hij kromp onwillekeurig ineen. Hij besefte hoe gespannen hij was door het slaapgebrek, door zijn onrustige dromen, door zijn obsessie om hier binnen te komen. Nu hij hier binnen stond, voelde hij zich vreemd genoeg alsof hij hier hoorde, alsof hij eindelijk thuis was.

Merk verwachtte dat de Wachter hem zou verwelkomen en hem zou uitleggen waar hij was. Maar in plaats daarvan draaide hij zich zwijgend om en liep weg. Merk bleef alleen achter, en hij had geen idee of hij hem moest volgen.

De Wachter liep naar een ivoren wenteltrap aan de andere kant van de kamer, en ging, tot Merks verrassing, niet naar boven maar naar beneden. Hij ging snel de trap af en verdween uit het zicht.

Merk stond daar in de stilte, stomverbaasd, niet wetend wat er van hem werd verwacht.

“Zal ik u volgen?” riep hij uiteindelijk uit.

Merks stem echode van de muren, alsof ze met hem spotten.

Merk keek om zich heen en bestudeerde de binnenkant van de toren. Hij zag dat de muren waren gemaakt van massief goud; zag een vloer van eeuwenoud zwart marmer, doorspekt met goud. Het was een schemerig gebouw, alleen verlicht door de mysterieuze gloed die van de muren af leek te komen. Hij keek op naar de eeuwenoude ivoren wenteltrap, deed een stap naar voren en kromde zijn nek. Bovenin zag hij een gouden koepel, minstens dertig meter hoog, waardoor het zonlicht naar beneden filterde. Hij zag alle bovengelegen verdiepingen, en hij vroeg zich af wat er daarboven was.

Hij keek nieuwsgierig naar beneden en zag dat de trap doorliep naar beneden, naar ondergrondse verdiepingen. Dat was waar de Wachter heen was gegaan. De schitterende ivoren trap was als een kunstwerk en kronkelde op mysterieuze wijze beide kanten op, alsof hij oprees naar de hemel en afdaalde naar het diepst van de hel. Merk vroeg zich vooral af of het legendarische Zwaard van Vlammen, het zwaard dat heel Escalon beschermde, binnen deze muren lag. Hij voelde een golf van opwinding bij de gedachte. Waar kon het zijn? Boven of beneden? En wat voor andere relikwieën en schatten lagen hier?

Ineens ging er vanuit een zijmuur een verborgen deur open, en toen Merk zich omdraaide zag hij een streng uitziende krijger verschijnen. Hij was ongeveer net zo groot als Merk en droeg maliënkolder, zijn huid bleek van te veel jaren zonder zonlicht. Hij liep naar Merk toe. Hij had een zwaard aan zijn middel met een prominent insigne, hetzelfde symbool dat Merk buiten de muren van de toren had gezien: een ivoren trap die naar de hemel leidde.

“Alleen Wachters dalen af,” zei de man. Zijn stem was donker, ruw. “En jij, mijn vriend, bent geen Wachter. Nog niet, in elk geval.”

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора