En nu was ze net zo’n mislukkeling als haar ouders! Na al die tranen die ze in haar jeugd voor haar verdwenen vader had vergoten, al die boze beledigingen die ze als tiener naar haar moeders hoofd had geslingerd, was ze weggegaan en had ze alleen maar dezelfde fouten herhaald! Ze had gefaald in het huwelijk, net als zij. Het enige verschil, zo redeneerde Lacey, was dat haar falen geen nevenschade had. Haar scheiding zou geen twee radeloze, beschadigde dochters achterlaten.
Ze staarde weer naar dat verdomde lijntje. Het papier eiste ondertekend te worden. Maar toch treuzelde Lacey. Haar gedachten leken vast te zitten aan haar nieuwe naam.
Misschien laat ik mijn achternaam gewoon vallen, dacht ze wrang. Ik zou Lacey Fay kunnen heten, als een soort popster. Een gevoel van grote opwinding borrelde op in haar borst. Maar waarom zou ik het daarbij laten? Ik zou voor een paar dollar mijn naam kunnen veranderen in alles wat ik wil. Ik zou... Ze keek de kamer rond voor inspiratie, en haar blik vestigde zich op de nog onaangeroerde koffiemok op de tafel voor haar. Lacey Fay Cappuccino. Waarom niet? Prinses Lacey Fay Cappuccino!
Ze barstte in lachen uit, gooide haar glanzende donkere krullen naar achteren en schaterde naar het plafond. Maar het moment was van korte duur, het lachen stopte meteen weer zodra het was begonnen. In het verder lege appartement viel een stilte.
Lacey krabbelde snel haar handtekening op de scheidingspapieren. Het was klaar.
Ze nam een slok koffie. Die was koud geworden.
*
Zoals gebruikelijk stapte Lacey in de drukke metro, op weg naar het kantoor waar ze als assistent-interieurarchitect werkte. Hakken, handtas, geen oogcontact; Lacey was net als alle andere forensen. Alleen was ze dat natuurlijk niet. Omdat zij, van de half miljoen mensen die momenteel in de ochtendspits in de New Yorkse metro zaten, de enige was die die ochtend echtscheidingspapieren ontvangen had. Of dat was tenminste hoe ze zich voelde. Ze was het nieuwste lid van de Club van Zielige Gescheiden Vrouwen.
Lacey voelde de tranen komen. Ze schudde haar hoofd en dwong zichzelf om aan vrolijke dingen te denken. Haar gedachten gingen rechtstreeks naar Wilfordshire, naar dat vredige, wilde strand. In plotselinge, levendige beelden herinnerde Lacey zich de zee en de zoute lucht. De ijscowagen met zijn enge, harde melodie, en de warme frietjes; papa zei dat ze daar chips werden genoemd. Ze zaten in een bakje van piepschuim met een houten vorkje, en toen ze even niet oplette probeerden de zeemeeuwen ze te stelen. Ze dacht aan haar ouders, aan hun lachende gezichten tijdens die vakantie.
Was het allemaal een leugen geweest? Ze was pas zeven geweest, Naomi vier, niet oud genoeg om de nuances van de emoties van volwassenen echt op te vangen. Haar ouders waren er kennelijk goed in geweest om dingen te verbergen, omdat alles prima in orde was, totdat het van de ene op de andere dag allemaal verwoest was.
Ze hadden toen echt gelukkig geleken, dacht Lacey, maar voor de buitenwereld zagen zij en David er waarschijnlijk ook uit alsof ze alles hadden. En dat hadden ze ook. Een leuk appartement. Goedbetaalde, bevredigende banen. Een goede gezondheid. Alleen niet die verdomde baby’s die plotseling zo belangrijk voor David waren geworden. In feite was het bijna net zo plotseling als dat haar vader was vertrokken. Misschien was het een mannending. Een plotseling eureka-moment waarop je niet meer terug kon komen nadat de beslissing eenmaal was genomen, en dan werd alles wat in de weg stond tot de grond toe platgebrand, want waarom zou je iets intact laten?
Lacey stapte uit de metro en voegde zich bij de mensenmenigte die zich een weg door de straten van New York City baande. Ze had New York haar hele leven haar thuis genoemd. Maar nu leek het verstikkend. Ze was altijd dol geweest op de drukte, en vooral ook op de bedrijven. Zij wás New York. Maar nu voelde ze zich overweldigd door een verlangen naar een radicale verandering. Naar een nieuw begin.
Terwijl ze de laatste paar blokken naar haar kantoor liep, pakte ze haar mobieltje uit haar tas en belde Naomi. Haar zus antwoordde bij de eerste keer overgaan.
‘Alles goed, schat?’
Naomi had vol spanning op de echtscheidingspapieren gewacht, vandaar dat ze ondanks het vroege uur meteen opnam. Maar Lacey wilde het niet over de scheiding hebben.
‘Herinner je je Wilfordshire nog?’
‘Huh?’
Naomi klonk slaperig. Als de alleenstaande moeder van Frankie, ’s werelds meest onstuimige zevenjarige jongen, was dat te verwachten.
‘Wilfordshire. De laatste vakantie die we samen met mama en papa hebben gehad.’
Daarop volgde een ogenblik stilte.
‘Waarom vraag je dat?’
Net als hun moeder had Naomi met betrekking tot alle dingen die met papa te maken hadden de gelofte van stilte afgelegd. Zij was jonger geweest toen hij was vertrokken en ze verklaarde dat ze helemaal geen herinneringen aan hem had, dus waarom zou ze haar energie verspillen aan zich druk maken over zijn afwezigheid? Maar nadat ze een keer op een vrijdagavond iets te veel gedronken had, gaf ze toe dat ze hem zich levendig herinnerde, vaak over hem droomde en drie hele jaren aan wekelijkse therapiesessies had gehad, waarbij ze hem woedend de schuld had gegeven voor elk van haar mislukte relaties in haar volwassen leven. Naomi was op veertienjarige leeftijd op de carrousel van gepassioneerde, tumultueuze relaties gesprongen en was er nooit vanaf gekomen. Naomi’s liefdesleven maakte Lacey duizelig.
‘Ze zijn er. De papieren.’
‘O, schat. Wat naar voor je. Ben je... FRANKIE, ZET DAT NEER OF GOD STA ME BIJ!’
Lacey grimaste en haalde de telefoon van haar oor, terwijl Naomi een doodsbedreiging naar Frankie blafte als hij door zou gaan met wat het ook was wat hij niet mocht doen.
‘Sorry, schat,’ zei Naomi, haar stem weer op een normaal volume. ‘Gaat het wel?’
‘Prima, hoor.’ Lacey zweeg even. ‘Nee, eigenlijk niet. Ik voel me impulsief. Op een schaal van één tot tien: hoe gek zou het zijn om niet naar mijn werk te gaan maar de eerstvolgende vlucht naar Engeland te nemen?’
‘Eh, wat dacht je van élf? Ze zullen je ontslaan.’
‘Ik zal om persoonlijk verlof vragen.’
Lacey kon Naomi bijna met haar ogen horen rollen.
‘Aan Saskia? Serieus? Denk je dat ze je persoonlijke verlof zal geven? De vrouw die je vorig jaar met kerst heeft laten werken?’
Lacey vertrok van verwarring haar mond, een gebaar dat ze volgens haar moeder van haar vader had geërfd. ‘Ik moet iets doen, Naomi. Ik voel me verstikt.’ Ze trok aan de kraag van haar coltrui, die plotseling als een strop aanvoelde.
‘Logisch. Niemand neemt je dat kwalijk. Doe alleen niets overhaast. Ik bedoel, je hebt je carrière boven David gekozen. Zet hem dus niet nu op het spel.’
Lacey zweeg en door de verwarring fronste ze haar wenkbrauwen. Was dat hoe Naomi de situatie zag?
‘Ik heb mijn carrière niet boven hem verkózen. Hij stelde me een ultimatum.’
‘Zie het zoals je wilt, Lacey, alleen... FRANKIE! FRANKIE, IK ZWEER JE...
Lacey was bij haar kantoor aangekomen. Ze zuchtte. ‘Doeg, Naomi.’
Ze beëindigde het telefoongesprek en staarde naar het hoge bakstenen gebouw dat ze vijftien jaar van haar leven had gegeven. Vijftien jaar aan haar werk gegeven. Veertien jaar aan David. Het was nu toch wel tijd dat ze zichzelf iets gaf? Gewoon een kleine vakantie. Een reisje naar het verleden. Een week. Twee weken. Hooguit een maand.
Met een plotseling gevoel van vastberadenheid beende Lacey het gebouw binnen. Ze trof Saskia aan bij een computer terwijl ze bevelen naar een van de doodsbange stagiaires blafte. Voordat haar baas zelfs maar de kans kreeg om een woord tegen Lacey te zeggen, stak Lacey een hand op om haar tegen te houden.